Als de revolutie al niet in de Sijzenlaan begon, dan helemaal niet bij oom Kees en tante Nel.
Illustratie: Bas van der SchotIllustratie: Bas van der Schot

In de keurige Haagse Vogelwijk gebeurde vroeger niets wat de kranten haalde. Iedereen las daar ’s avonds Het Vaderland, een dagbladtitel die al aangaf waar de horizon lag in die dagen. Op bedaarde wijze werden Drees en De Quay geobserveerd, de burgerij interesseerde zich voor de wederopbouw in eigen kring, dwarse opvattingen waren niet aan dat doel besteed. Columnisten vloekten niet en waagden zich niet aan satire, mijn ouders vermaakten zich met schalkse observaties van Hendrik Hagenaar en Flaneur, die de revolutie niet predikten.

Twee overburen waren de braafste en onopvallendste van al die fatsoenlijke medeburgers. Dat waren kennissen van mijn ouders maar wij mochten ze tante Nel en oom Kees noemen. Als de revolutie al niet in de Haagse Sijzenlaan begon, dan helemaal niet bij tante Nel en oom Kees, bij wie alles rein en afgestoft was, het gazon...