Het publieke geweld tegen Afro-Amerikanen wordt in eigen kring keurig doorgegeven, alsof het om een antidotum gaat dat kleine jongetjes sterk moet maken.

Allemaal gekleurd, allemaal rond de dertig, toen, allemaal Amerikanen behalve ik. Een rondje jeugdherinneringen, tegen de achtergrond van Chicago en New York en voor mij dus Twente. Twente? Okay, whatever. En binnen de kortste keren dook de riem weer op, the belt, die de vader van zijn broek trok, om de zoon er flink van langs te geven. Liefdevol gegrinnik van herkenning. Reaching for the belt, ook moeders konden er wat van. 
Ik dacht ­alleen: hoe komen die zo snel aan een riem? En moest toen bekennen dat het beeld van de striemende vader me deed giechelen, het idee alleen al.

‘Echt niet? Nooit?’
‘Nee, nooit.’
Iemand stond op, Carl heette hij (maar hij had nog een andere Afrikaanse naam waar hij mee experimenteerde) en verklaarde behoorlijk plechtig: ‘Dan ben jij niet echt zwart.’

Hier werd de aftuigende vader...