02-10-2004
Ingrid Harms

Het is geen goed jaar voor actrice en beeldend kunstenaar Sylvia Kristel. Vrienden ontvielen haar en zelf is ze herstellende van een ernstige ziekte. ‘ Laat ik deze tijd maar beschouwen als bezinningsperiode.’

Sylvia Kristel (Utrecht, 1952) sprak liever af in een brasserie of café in de buurt, had ze door de telefoon gezegd: ‘Ik woon nogal klein, het is rommelig en ik heb niet de puf om op te ruimen. Wat ik wél zou willen doen als ik iemand ontvang.’

Ruim op tijd stapt ze de roezemoezige zaak binnen. Rijzig, bleek, gehuld in een wijde blauwe herenjas. Een enkeling kijkt haar even na, peinzend.

Aan tafel pakt Kristel een recente Libération uit haar tas. Geamuseerd toont ze de achterpagina: een interview met ‘het Nederlandse icoon van de seksuele bevrijding van de jaren zeventig’. En vertelt: ‘Een paar jaar geleden heb ik in Brussel, op een feestje bij galeriehouder Jan Mot en schrijver Oscar van den Bogaard, goede vrienden van mij, Manon de...