Deel een van de nieuwe Nederlandse literatuurgeschiedenis schept in eerste en laatste instantie een literair universum. Daarin worden de vroegste teksten (tot 1300) uitdagend op hun plaats gezet. Wat wij nu in literatuur waarderen was er toen ook al, of een beetje, of in zekere zin maar dan anders, of zelfs in vormen die daarna nooit meer vertoond zijn. Daarbij horen eveneens spijkerharde afwijzingen – er is volgens Van Oostrom ook heel wat aangerotzooid in die eerste eeuw. Die heftige waardeoordelen trekken een opwindend spoor door dit leesboek, want ze komen uit de pen van een even erudiete als getalenteerde stilist die bovendien gezegend is met een fijne neus.

Afgezet tegen de wereldliteratuur van alle tijden hebben we uniek materiaal in huis. De Reynaert, de Brandaan en Hadewijchs mystieke poëzie kennen geen concurrenten, en dat geldt ook voor de Karel ende Elegast – Van Oostroms behandeling van deze uitgekauwde klassieker zet aan tot onmiddellijke herlezing. Dat erfgoed...