e hoogste top van Nederland wordt afgekapt. Op het eerste oog lijkt het er nog heel vredig, uit mijn keukenraam zie ik nog steeds bos, klooster, buurlanden, maar met de verrekijker erbij vallen er gaten in het uitzicht. Ik onderneem een klim en strand op een oorverdovende kaalslag. Waar een maand geleden nog een ernstig pijnwoud stond, razen nu de bulldozers over de stronken. Lang na etenstijd gooien ze het bijltje er nog niet bij neer. Ik stiefel door de modder. Vorig jaar trok ik hier graag mijn schoenen uit, het fijne aan naaldbomen is dat ze een zacht tapijtje aanleggen. Geluiden van onderen verdwijnen, die in de lucht stijgen op. Zo zwierf ik geruisloos door de lanen, waar zonlicht naar binnen viel als in een kerk.
Straten zijn ingenomen door bric-à-brac en frutselgaleries