Nooit gedacht dat oud-Shell-manager Wouter Bos nog eens te boek zou staan als de meest roekeloze en avonturistische leider uit de geschiedenis van de sociaal-democratie. Aan Clairy Polak van NOVA legde de Amsterdamse PvdA-voorman Lodewijk Asscher uit wat Bos psychologisch kan hebben bewogen de verhoudingen binnen het vierde kabinet-Balkenende op scherp te zetten: als de christen-democraten je voortdurend uitmaken voor een draaitol en onbetrouwbaar sujet, wil je op den duur bewijzen dat je de rug ook recht kan houden.

Ik kan die redenering volgen. Maar was het conflict binnen het kabinet (blijven we in Uruzgan of sturen we opleiders en instructeurs naar een andere regio in Afghanistan) de moeite waard om harakiri te plegen en de oppositie in te gaan?

Historisch gezien zijn er maar weinig voorbeelden van zo’n radicale keuze. Het optreden van Bos in de Utrechtse Club Monza (‘De laatste Nederlandse militair moet eind van dit jaar weg zijn uit Uruzgan!’) doet nog het meest denken...