30-08-2007

De jongen, ik schat hem zo een zeventien jaar oud, die voor mij in de bus zit naar de zuidelijke stad Tyr heeft al de hele reis zijn mond stijf dicht. Niet dicht zoals jij en ik onze mond dichthouden als we even niet praten en ademhalen door onze neus. Nee, de mond van deze jongen met uitgeharde ogen en donkere wallen houdt zijn mond met spanning dicht. Alsof er iets in zit dat er met geen mogelijkheid uit mag. Ik kan de jongen zien via de achteruitkijkspiegel die schuin boven hem hangt. Hij kijkt vanonder zijn fronsende wenkbrauwen strak voor zich uit de weg op en reageert ook niet als de buschauffeur steeds lachend tegen ons zegt ‘Israëli Boem Boem’ bij de gebombardeerde bruggen waar we omheen moeten rijden.

Ik stel mij zo voor dat als de jongen onverhoeds toch zijn mond zou openen omdat hij iemand zou zien, alles er meteen uit zou vallen. Een stroom van gal zijn mond uit zou blijven stromen. Maar de jongen voor mij doet zijn mond niet open. Hij blijft de gehele...