Je moet maar durven: een verhaal schrijven dat al zo vaak is geschreven. Een verhaal over een in het leven teleurgestelde man die zich af laat zetten op een klein eiland ver van de bewoonde wereld, waar hij ‘de vrede van het niets’ hoopt te vinden.

Albert Sánchez Piñol durfde het en schreef een roman die onbeschaamd voortborduurt op het werk van Defoe, Wells en Conrad. En daar liet de Catalaanse schrijver het niet bij. Hij leende niet alleen van de literatuur, maar ook van de geschiedenis. Hij situeerde zijn verhaal namelijk niet in eigen land en tijd, maar tegen de achtergrond van de Ierse onafhankelijkheidsstrijd in de eerste decennia van de twintigste eeuw. De naamloze verteller had zich vol illusies in deze strijd gestort, maar kwam van een koude kermis thuis toen de onafhankelijkheid eenmaal een feit was. De machthebbers van eigen bodem bleken geen haar beter te zijn dan de Engelsen.

Op een observatiepost in de buurt van Antarctica vindt hij ‘de vrede van het niets’...