‘Ik geef het toe, ik háát mijn moeder!’

De cartoonist Jules Feiffer was een bange man. Het motto van zijn autobiografie zou eigenlijk ‘Bang geboren, bang gebleven’ moeten zijn.

Een voorbeeld van die angst: in 1961 moest Feiffer (hij was toen al vijf jaar de vaste cartoonist van de New Yorkse Village Voice) naar Massachusetts om op de universiteit van Harvard een toespraak te houden. Staande, alleen, op een toneel moest hij een door hem geschreven toneelstuk toelichten, dat door een studentenclubje gespeeld zou worden. De gedachte alleen al joeg gruwelijke angsten door hem heen.

De ergste daarvan was dat iedereen in de zaal direct zou merken dat hij niet gestudeerd had. Hij ontmoette in die angsttijd een goede vriendin, de comédienne Elaine May, en vertelde haar hoe nerveus en bang hij was. Elaine May zei: ‘Je moet doen wat ik ook wel eens doe. Gewoon denken dat de hele zaal vol stomkoppen zit. Domme dwazen.’ Goede raad, maar Feiffer had er niks aan omdat hij zeker wist...