Gisteravond sprak Slavoj Žižek in een uitverkochte Westerkerk in Amsterdam. Iedereen kon hem wel opvreten. Wat maakt de lispelende Sloveen toch zo populair?

De kaartjes voor de avond waren binnen tien minuten uitverkocht. Het publiek in de Westerkerk was een zee van frisse jonge hoofden met nonchalante kapsels en glanzende ogen. ‘Who here was born after 1990?’ vroeg caberatier Jan Jaap van der Wal, die er was om de filosoof aan te kondigen. Bijna de helft van de zaal stak gretig de hand omhoog. Achter mij zaten drie vriendinnen druk fluisterend te speculeren over Žižeks aantrekkingskracht: ‘Ja, ik weet ook niet waarom, hij heeft iets dierlijks ofzo. Ik val sowieso op oudere mannen. Ik weet niet zeker of ik seks met hem zou willen.’

De filosoof, met zijn dictie van een ratelslang, voelde zich zichtbaar op zijn gemak in de houten predikantenstoel. Hij begon heel toepasselijk met een verhandeling over de predestinatieleer en Job, die zo verschrikkelijk moest lijden zonder enkele...