Sinterklaas bestond dus niet, was mij te verstaan gegeven, een groot complot waar iedereen aan meewerkte, ook de kinderen die maar een paar jaar ouder waren dan ik. Maar er was één troost: dan zou dat andere dus ook wel gelogen zijn. Dat van de seks.

Ik wist hoe het zat en ging, per officiële voorlichting, maar kon mij beroepen op gelukkige omstandigheden. Zusje en ik zijn geadopteerd, dus aan die krankzinnigheid hadden mijn ouders zich nooit overgegeven. Treurig was het voor die andere kinderen, de echte, want hun vaders en moeders hadden het wel gedaan en deden het in het geniep misschien nog steeds. Ik snapte eigenlijk niet hoe mijn vriendjes ’s nachts nog een oog dicht konden doen.

Maar nooit heeft iemand me sindsdien in vertrouwen genomen om te zeggen: ‘Schat, natuurlijk niet, denk je nou echt dat het de bedoeling is dat jij poedelnaakt op iemand anders zou kruipen? We zeiden het voor je kleine zusje, die gelooft er nog in.’

Integendeel, de leugen werd niet ontzenuwd,...