‘Hoe kent u mijn naam?’ VN-redacteur Jos Slats had ‘m te pakken: de limonadefabrikant die als burgerinfiltrant werkte bij de commissie-Van Traa. Ook wel: de Sapman. Waarom deed hij wat hij deed? ‘No comment.’

Op 18 mei verscheen het boek De gouden jaren van het linkse levensgevoel: het verhaal van Vrij Nederland door John Jansen van Galen. Oud-redacteuren van VN tippen hun favoriete verhaal. Vandaag: Jos Slats over zijn werk, zijn bron en zijn verloofde.

‘Veel te gevaarlijk,’ oordeelde zijn voormalige runner, CID-er Joost van Vondel. Hij zorgde zelfs voor geld (van een andere criminele infiltrant) om te voorkomen dat de rol van de burgerinformant ‘sapman/limonandeman’ bij de commissie-Van Traa uit de doeken werd gedaan. Ook wilde hij voorkomen dat de man sprak met de rijksrecherche over ‘zijn rol’ in het ‘traject’. Van Traa hoorde Van Vondel over zijn gedrag en motieven. Alleen Sapman zelf, de limonadefabrikant, kwam nog niet in het openbaar aan het woord. ‘Wie kan ik zeggen?’ informeert de telefoniste. Dan de stem van ‘Sapman’. Hij schrikt. ‘Hoe komt u aan mijn naam?’ Wil bedenktijd. ‘Bel vanmiddag om vier uur maar terug.’ Tegen die tijd kan ik ook in België zijn. Vier uur later loop ik ongehinderd het kantoortje binnen van een van de geheimzinnige hoofdrolspelers uit het IRT-drama, de man die zegt voor zijn leven te moeten vrezen als zijn naam in de openbaarheid komt.

Een industrieterrein zoals andere industrieterreinen. Loodsen van golfplaten met kantoortjes waarvan de pui is bekleed met spiegelend glas. Euro-uniformiteit. Het zou in Frankrijk kunnen liggen, Duitsland of Nederland. Wie er uit het niets wordt gedropt, ziet alleen aan de belettering en nummerplaten van de langs de weg geparkeerde vrachtwagens dat het bedrijvenpark zich op Belgisch grondgebied bevindt.

In dit geval een paar kilometer buiten de bebouwde kom van een al even inwisselbaar Belgisch provinciestadje. Het is vier uur, vrijdagmiddag. De meeste bedrijven maken een verlaten indruk, afgezien van een enkele bovenmodale personenauto op verder lege parkeerplaatsen voor kantoren. Voor directeuren begint het weekeinde kennelijk wat later.

Waar zit Sapman?

Het huisnummer in het telefoonboek blijkt niet te kloppen. Halverwege dat tweecijferige getal houdt de weg op. Uitgestrekte weilanden en een enkele boerderij. Nog maar een rondje over het industrieterrein. De bewegwijzering brengt geen uitkomst. Op elke hoek staat een bonte verzameling borden – ondernemers spelen ongaarne verstoppertje – maar nergens de naam van Sapmans bedrijf. Natuurlijk nergens een telefooncel te bekennen. Een oprit. En dan zie ik een verzameling plastic vaten aan de zijkant van een wat achteraf gelegen loods, van die blauwe en grijze tonnen waarin restaurants hun etensresten meegeven aan veevoederbedrijven. Voor de varkens. Geen slagboom, geen portier. Om de hoek bij de loods nog meer vaten, oranje metalen oliedrums nu. ‘Citrus juice Brazil.’ Geen bord of lichtbak op de gevel met een bedrijfsnaam. Maar de deur staat wijd open. Binnen schrobben mannen de vloer. Er komt iemand naar buiten met een plastic containertje sinaasappelsap onder de arm. Dit moet het zijn.

Is Sapman nog op kantoor? ‘Ik zal u even voorgaan.’

Sapman is bezig. Hij gebaart zijn werknemer dat het onaangekondigd bezoek moet wachten in een aangrenzend kantoortje, waar een Duits sprekende man aan de telefoon zit. Achter hem, op de grond, ligt een tafelpoot met het handzame formaat van een honkbalknuppel. Tussen een wirwar van opgeprikte paperassen hangt een kruisbeeld aan de muur. Al na een paar minuten mag ik verder komen.

En weer schrikt Sapman zich een ongeluk. ‘Even geen telefoon nu,’ gebiedt hij de Duits sprekende man.

En weer schrikt Sapman zich een ongeluk. ‘Even geen telefoon nu,’ gebiedt hij de Duits sprekende man. Deur dicht. Na een lange stilte zegt hij bijna fluisterend: ‘Als u vanmiddag zou hebben teruggebeld, zoals we hadden afgesproken, zou ik hebben gezegd: geen commentaar.’ Maar vooruit. ‘Wat wilt u weten?’

Tijdens de verhoren vorige week door de enquêtecommissie van Klaas Langendoen, de voormalige chef van de Criminele Inlichtingen Dienst van de Haarlemse politie, en diens oud-collega, CID-rechercheur Joost van Vondel, werd duidelijk dat Sapman in 1990 voor het eerst in contact kwam met de heren van het ‘koningskoppel’. ‘Er was toen in IJmuiden een grote partij cocaïne in beslag genomen, die verstopt was in vaten met vruchtensap. Dat sap hebben ze gewoon laten weglopen in het riool. Daar was ik verschrikkelijk boos over, omdat je met dat spul een hele rioolwaterzuiveringsinstallatie ontregelt. Onverantwoord.’

Sapman laat in het midden hoe het contact vijf jaar geleden precies tot stand kwam. ‘Er zijn maar vijf of zes mensen in de wereld die iets van vruchtesap weten, en daar ben ik er één van.’ Daar wil hij het bij laten. Hij volgt de parlementaire enquête niet op de voet. De Belgische media besteden er nauwelijks aandacht aan. ‘Het leeft hier absoluut niet.’

De verhoren van Langendoen en Van Vondel, zijn voormalige runners van de CID Haarlem, heeft hij laten opnemen, maar nog niet gezien. ‘Ik werk zeven dagen in de week, maak lange dagen. Wat ik weet, weet ik uit Nederlandse kranten.’ Bij de verhoren vorige week is gezegd dat Sapman in de loop van 1991 op eigen initiatief de Haarlemse politie benaderde, omdat hij informatie had over drugstransporten uit Marokko, waarbij een toenmalige compagnon een rol speelde. Als hij dat hoort, ontsteekt de ondernemer in woede. ‘Is dat in het openbaar gezegd? Dat had nooit mogen gebeuren. Dat Marokko-verhaal houdt nog steeds levensbedreigende risico’s in voor mij en mijn gezin. Ik weet om wat voor lieden het gaat. Dat had Van Traa nooit naar buiten mogen brengen. Nooit. Dat heb ik de commissie ook gezegd toen ik achter gesloten deuren ben gehoord. Schandelijk.’

Ik was geen informant van de politie. Dat is een term die je gebruikt voor een crimineel die wel eens iets doorbrieft.

Nog bozer wordt hij als hij verneemt dat Langendoen hem in 1991 als ‘informant’ heeft ingeschreven in het CID-register. ‘Ik was geen informant van de politie. Dat is een term die je gebruikt voor een crimineel die wel eens iets doorbrieft. In dat Marokko-verhaal was ik getuige van zaken die mij tegen de borst stuitten. Als goed burger heb ik de politie daarvan op de hoogte gebracht, zoals je ook de politie belt als je een ernstig verkeersongeluk ziet gebeuren.’

Dan zegt Sapman: ‘Iedereen heeft het voortdurend over de Belgische limonadefabrikant. Ten eerste maak ik geen limonade, en ten tweede ben ik Nederlander. Ik ben trots op mijn Nederlands paspoort. Als goed vaderlander ben ik indertijd naar de politie gestapt. Niet als informant. Onzin.’

Toch vertrokken Sapman en CID-rechercheur Joost van Vondel in 1991 samen naar Marokko. Voor een vakantie, zoals de inmiddels bij de politie vertrokken Van Vondel beweert. Sapman moet glimlachen. ‘Joost spreekt geen woord Frans. Ik zes of zeven talen. Verder moet u me niets meer vragen over Marokko. Dat is te gevaarlijk. Denk aan mijn vrouw en kinderen.’

Een andere belangrijke schakel in het Delta-onderzoek van het IRT Noord-Holland/ Utrecht, de criminele infiltrant, heeft vorig jaar van het ministerie van Justitie twee miljoen gulden gekregen. Dat vorstelijke bedrag diende als schadeloosstelling voor het risico dat de man zou lopen in verband met het uitlekken van steeds meer details over de omstreden opsporingsmethode. De gouden handdruk moest hem in staat stellen een nieuw leven te beginnen in het buitenland, waar hij hopelijk veilig zou voor zijn collega-criminelen tegen wie hij geruime tijd onder één hoedje speelde met het IRT. ‘Dat wist ik niet, dat hoor ik nu voor het eerst,’ zegt Sapman. Iets in zijn stem – lastig te omschrijven – verraadt dat hij onaangenaam verrast is door het nieuws over deze betaling.

Dan spreekt hij weer als man van de wereld. ‘Twee miljoen. Denkt u dat ik me voor zo’n bedrag zou laten afkopen? Al gaven ze me twintig miljoen. Ik zou nooit naar het buitenland vertrekken. Wat moet ik? Mijn kinderen van school halen, weg van hun vrienden? Geen denken aan, dan huur ik liever een paar lijfwachten.’ Zoals Sapman dat ook altijd doet als hij voor zaken in Zuid-Amerika is. Zijn onderneming in vruchtensap heeft, zegt hij, vestigingen in Equador en Peru. ‘Landen waar ze rustig je benen afhakken voor een paar leren schoenen. Nadat ik een keer bijna ben gewurgd voor dertig gulden en twee creditcards, zorg ik altijd voor beveiliging.’

Een auto met chauffeur en bodyguards. ‘Jongens die me dan om geld vragen om een “boodschap” te doen. Waar ze vervolgens hun wapens vandaan halen, geen idee. Daar bemoei ik me nooit mee. Zelf draag ik geen wapen.’ Ik zeg dat het me verbaast dat ik zo maar bij hem naar binnen kon lopen. Geen politie, geen particuliere beveiligingsdienst, geen breedgeschouderde lijfwachten. ‘Gaat u er maar van uit dat ik word beschermd.’ Maar door wie dan? Heeft hij misschien de plaatselijke rijkswachters geïnformeerd dat zijn leven gevaar loopt als gevolg van de Hollandse IRT-opwinding? Of heeft Sapman de autoriteiten in Nederland aangesproken op hun verantwoordelijkheid voor zijn veiligheid? ‘No comment.’

Sapman heeft, zegt hij, een afkeer van drugs. ‘Dat komt door wat ik zie in veel Zuidamerikaanse landen. Kerels met goud behangen in veel te dure wagens met drie vrouwen op de achterbank, terwijl de bevolking niet te eten heeft. De maatschappelijke en economische ontwrichting door de drugshandel grenst aan het ongelofelijke in veel van die landen.’ Ook dat speelde een rol, zegt hij, bij zijn besluit om samen te werken met de politie. ‘Ik ben – nog altijd – heilig overtuigd van “de methode” die bij het onderzoek is toegepast,’ vertelt Sapman.

Die methode, vervolgt hij, gaat aanzienlijk verder dan tot nu toe is toegegeven door de betrokken politie- en justitieambtenaren. Die hebben – al dan niet onder ede – verteld dat het IRT in Nederland alleen maar containers met drugs tijdelijk uit de criminele keten lichtte om zich te vergewissen van de precieze inhoud, en dat de zendingen na deze korte omleiding, de bypass, op de oorspronkelijke route terechtkwamen. Maar Sapman komt met een definitie van de Delta-methode, waaruit valt af te leiden dat de omstreden werkwijze nog meer omvat: ‘Infiltratie in de bronlanden.’ Meer wil hij er niet over kwijt. ‘Nog niet, later misschien.’

Wat was zijn rol in het geheel? ‘Anders dan in het Marokko-verhaal stond ik er eigenlijk buiten. Ik heb de Haarlemse politie alleen maar geholpen bij het vergaren van kennis over alles wat met internationale saptransporten te maken heeft. Ik heb ze verteld hoe het werkt, hoe de hele papierwinkel functioneert, waarop ze moeten letten. Geef mij de ladingspapieren van een container met vruchtesap, en ik zie in één oogopslag of er iets mee loos is. Daar ligt mijn deskundigheid. En die hadden ze hard nodig.’

Bijna verontwaardigd reageert Sapman op de vraag of er met zijn eigen transporten uit Zuid-Amerika ooit drugs zijn meegelift ten behoeve van het onderzoek. ‘Nooit. Dat kan ik me als zakenman toch niet permitteren. U zou eens moeten weten hoeveel moeite ik me getroost om bij het verschepen van containers uit die landen juist te voorkomen dat er drugs meegaan. Mijn mensen daar bewaken dat traject van begin tot eind. Ook mijn bedrijven in Zuid-Amerika zijn nooit door de politie gebruikt.’

Maar hoe zit het dan met de zuster van de Haarlemse politieman die in 1993 ging werken in Sapmans onderneming in Equador? ‘U doelt nu op Nelly Langendoen, de zus van Klaas Langendoen. Een zielig meisje. Als ze die hadden willen gebruiken om via mijn bedrijf de drugshandel te infiltreren, hadden ze beter een ander kunnen nemen.’ Haar rol is volgens Sapman schromelijk overschat. ‘Om te beginnen wist ik niet eens dat ze zijn zuster was toen ik haar in dienst nam, daar ben ik pas later achtergekomen. Dat komt omdat zowel Langendoen als Van Vondel mij lange tijd in de waan hebben gelaten dat ze anders heetten.’ Sapman heeft zich wel ‘bedonderd’ gevoeld toen de CID-runners hun valse identiteit aflegden en hun werkelijke namen bekendmaakten. ‘Maar aan de andere kant kon ik me ook wel voorstellen dat zoiets in hun wereldje niet ongebruikelijk is.

Nelly Langendoen was een gewone werkneemster, die ik goed kon gebruiken omdat ze voortreffelijk Spaans spreekt. Ik had iemand nodig die betrouwbaar kon vertalen. Ik spreek zelf behoorlijk Spaans, maar niet genoeg om ook foutloos brieven te kunnen schrijven. Bovendien had ik iemand nodig om te kunnen tolken tussen het management in Zuid-Amerika en mijn mensen hier.’ Bij de enquêtecommissie vertelde Langendoen vorige week dat Sapman zijn financiële verplichtingen tegenover zijn zuster niet was nagekomen, en dat hij op een gegeven moment zelf verhaal was gaan halen in België.

‘Langendoen is een onbetrouwbaar strebertje,’ zegt Sapman. ‘En dat mag u gerust in de krant zetten. Van achterstallig loon is nooit sprake geweest, maar toen Nelly in Zuid-Amerika zat, besloot haar bank nieuwe pasjes uit te geven. Met haar oude pasje, bleek later, kon ze geen geld opnemen.’ Langendoen heeft volgens Sapman meer onwaarheden verteld bij de enquêtecommissie. Over de bestemming van de deklading bijvoorbeeld, de goederen en grondstoffen waarin de IRT-drugs bij het vervoer per container verstopt zaten. ‘Ik zou honderden tonnen sap gekregen hebben van de politie, maar wat zou ik daarmee hebben aan gemoeten? Zo groot is mijn bedrijf nu ook niet. Voor zulke hoeveelheden ontbreekt de verwerkingscapaciteit eenvoudigweg.’

Nooit. Ik koop geen ambtenaren om. Niet in Nederland, niet in België. Frankrijk wordt al een beetje anders.

Maar Sapman ontkent niet dat er sap richting België vloeide. ‘Maar veel minder dan wordt beweerd. Zo nu en dan kwamen ze hier met een stuk of tien vaten. Meer niet. Ik weet dat er ook sap naar andere bedrijven is gegaan.’ Welke wil hij niet zeggen.De sapstroom uit Nederland vertegenwoordigde een zekere waarde, die de ondernemer niet kon verantwoorden in zijn boeken. Zwart geld dus. Van Vondel vertelde de enquêtecommissie dat hij, om zijn contact in België van dienst te zijn, met gebruikmaking van een valse naam een bankrekening opende, waarop de niet verantwoorde revenuen in de vorm van een ‘lening’ legaal beschikbaar waren voor Sapman. ‘Ik wil geen gedonder met de belastingdienst, dat zult u begrijpen. No comment…’Heeft Sapman in ruil voor vaten met sap eigenlijk ooit geld betaald aan Nederlandse politiemensen? Weer een beetje verontwaardigd: ‘Nooit. Ik koop geen ambtenaren om. Niet in Nederland, niet in België. Frankrijk wordt al een beetje anders.’ En Zuid-Amerika? ‘Daar deel ik regelmatig cola’s (eufemisme voor smeergeld – JS) uit als ik iets voor elkaar moet krijgen, ook aan overheidsdienaren. Maar daar zijn ambtenaren toch meer kleine ondernemertjes.’

De rijksrecherche, die een onderzoek instelt naar het (dis)functioneren van de Haarlemse CID, beschikt over banden met gesprekken tussen Van Vondel en Sapman. Uit een van die opnamen (van begin dit jaar) blijkt dat Van Vondel, die op dat moment niet meer werkzaam was bij de politie en zich als particulier detective had gevestigd, onmiskenbaar pogingen heeft gedaan Sapman het land uit te krijgen en uit handen te houden van de rijksrecherche en de enquêtecommissie. Daar had de oud-rechercheur een miljoen gulden voor over, geld dat afkomstig zou zijn van de eerder genoemde criminele infiltrant, de man van de twee miljoen gulden ministerieel smartegeld. Volgens Van Traa zijn deze onthullende bandopnamen gemaakt met ‘goedvinden van een van de deelnemers’ aan de telefoongesprekken. Dat kan dus onmogelijk Van Vondel zijn geweest, want die wilde juist allerlei belangwekkende informatie voor de rijksrecherche en Van Traa verborgen houden.

Op het bureau van Sapman staat een kleine zwarte cassetterecorder die is aangesloten op zijn telefoontoestel. Heeft hij die gesprekken opgenomen? ‘No comment.’ In elk geval heeft het er veel van weg dat de verhouding tussen Sapman en zijn voormalige runners ernstig is verstoord. Behalve het ‘onbetrouwbaar strebertje’ Langendoen heeft ook Joost van Vondel volgens hem de enquêtecommissie onwaarheden verteld. Toch velt Sapman over hem een veel milder oordeel. ‘Joost is een politieman in hart en nieren, een rasechte boevenvanger. Met een wat beperkt blikveld misschien. Hij is een brievenbus waarin je elke opdracht kan stoppen, en er zeker van kan zijn dat die ook echt wordt uitgevoerd. In de kranten is hij afgeschilderd als een cowboy. Ik weet zeker dat zoiets hem pijn doet, want Joost is geen cowboy. Als ik ooit een privé-detective nodig heb, zal ik geen seconde aarzelen hém in te schakelen.’ Maar waarom dan toch belastende gesprekken opnemen en aan het onderzoeksteam van de rijksrecherche doorspelen? ‘No comment.’

Sapman zegt dat hij zich niet misbruikt voelt door de politie. En dat is een opmerkelijke uitspraak, want mede door toedoen van Van Vondel en Langendoen verkeert de zakenman in een gevaarlijke positie. De verdachten uit het Delta-onderzoek lopen nog vrij rond. Zijn uitspraak is ook opmerkelijk omdat Sapman zegt fel tegen drugs te zijn, terwijl onder regie van de Haarlemse CID grote partijen weed (en God weet wat allemaal nog meer) op de markt terechtkwamen. ‘Maar dat wist ik helemaal niet, dat hoorde ik ook pas later. Gelooft u mij, ik dacht dat ze alles in beslag namen.’ Voelt hij zich dan toch niet met terugwerkende kracht misbruikt, wil ik weten, dat kan toch moeilijk anders? In feite is hij jarenlang adviseur geweest van een drugslijn van de politie.

Plotseling heel formeel zegt Sapman: ‘Als de autoriteiten in Nederland het voor het onderzoek noodzakelijk achtten dat er partijen drugs op de markt kwamen, dan heb ik daar geen moeite mee. Ik leg me neer bij de opvattingen van de overheid.’ Autoriteiten? Overheid? Het gaat toch om de capriolen van een ‘koningskoppel’ dat geruime tijd ongecontroleerd kon experimenteren met het kilometers verleggen van de grenzen van hun bevoegdheden? Weer moet Sapman glimlachen. ‘Langendoen en Van Vondel, dat zijn kinderen die hebben geblunderd. Denkt u nu echt dat de methode, die zo ontzettend ingewikkeld in elkaar zit, die zo complex is, op het conto komt van die twee mensen? Ik bedoel het niet onaardig, maar dat hebben die twee onmogelijk allemaal zelf kunnen bedenken.’ Dat klinkt als een veronderstelling. Of heeft Sapman misschien concrete aanwijzingen voor verdergaande betrokkenheid van anderen, zoals politiechefs, (hoofd)officieren van justitie of hoger? ‘Ik vind het echt beschamend om te zien hoe Joost van Vondel nu alle schuld op zich neemt. En verder: no comment.’ Schermt hij Langendoen en anderen af? ‘No comment. Maar u kunt ervan uitgaan dat ik de commissie-Van Traa alles heb verteld wat ik weet.’

Hoe nu verder? Sapman blijft zich inzetten voor de strijd tegen de handel in drugs, zegt hij. In de rol van ontwikkelingswerker. ‘Door Zuidamerikaanse boeren een alternatief te bieden voor de teelt van cocabladeren door een goede prijs te betalen voor hun fruit. Kijk, het blijft natuurlijk handel, maar intussen lever ik met mijn bedrijven in Zuid-Amerika wél een belangrijke bijdrage aan de ontwikkeling van de landbouw in gunstige zin. Ik bied werk aan ik weet niet hoeveel mensen. Niet alleen aan boeren, ook aan mensen uit de stad. Als de papajaoogst straks binnenkomt, heb ik weer mensen nodig die met kaasschaven de vruchten schillen, alvorens ze worden ingevroren en op transport gaan. Mijn leveranciers en werknemers worden rechtstreeks door mij uitbetaald. Dat loopt niet via allerlei tussenpersonen, die hun aandeel laten verdwijnen op een Panamese bankrekening en daarmee de economie van hun eigen land uithollen.’

En zijn toekomst als goed vaderlander, als ‘getuige’ van de politie? ‘Of ik ooit nog eens naar de Nederlandse politie zal stappen…?’ Sapman denkt van niet. ‘Mocht ik bepaalde informatie hebben, dan ga ik naar de Amerikaanse Drugs Enforcement Administration. Die ken ik wel.’