Fotodocument

Eigenlijk is het heel eenvoudig: ‘Iedereen moet aan de drugs. Zodat we allemaal naar de klote gaan.’ Sam, zestien jaar, zegt het met grote jeugdige bravoure. En voegt daar aan toe: ‘Maar geef mij maar alcohol. Want het is lekker om dronken te zijn.’

Ik maakte kennis met Sam toen hij veertien jaar was. Hij zat met zijn moeder op een terras in het Vondelpark. Een frisse Amsterdammer die zich zojuist een hanenkam had aangemeten. ‘Hiervoor was ik skater,’ verklaarde hij die middag.

Zijn punkuiterlijk, compleet met van spelden aan elkaar hangende kledingstukken en anarchismesymbool op de rug, paste beter bij hem dan een skatersoutfit, vond Sam. Want hij kon, hoe formuleer je dat, nogal heftig in de omgang zijn. Zijn school, voor moeilijk lerende leerlingen, schorste hem een week toen hij vuurwerk had afgestoken in het scheikundelokaal. ‘Maar het gaf wel een goeie knal,’ zei hij met nauw verholen trots.

Op zijn vijftiende verstoorde Sam twee...