Iedere machthebber drukt er zijn 
stempel op, maar het Kremlin 
staat nog steeds. 
Catherine Merridale schreef er een wonderschone geschiedenis van.

Eind jaren negentig daalde ik samen met schrijver Frank Westerman voor het eerst af in de Moskouse riolen. We baggerden door de manshoge buizen met stront en ratten, in het klotsende spoor van de voorman der Moskouse ‘Diggers’. Het doel was niet mis: de Opperdigger, een gek met de naam Michailov, had ons beloofd de geheime ondergrondse tunnels en metrogangen te laten zien, gebouwd in opdracht van dictator Jozef Stalin. Het was een fascinerende ervaring. De Digger toonde ons ook het in de achttiende eeuw onder de aarde weggemoffelde riviertje de Neglinnaja. Telkens als ik nu in de bladgouden zaal van het Bolsjoi Theater zit te klappen voor La Traviata of Het Zwanenmeer, moet ik even denken aan het zwarte, stinkende universum twintig meter onder mij. De geheime Stalintunnels kregen we echter niet te zien. Natuurlijk niet: ze...