In 1895, toen kinderen werden gezien als aapachtige, primitieve wezens, stak de dertienjarige Robert Coombes zijn moeder dood. Nuchter beschrijft Kate Summerscale het geval van deze wicked boy: een verrassende lofzang op de vooruitgang van de mensheid.

De oorspronkelijke titel van het nieuwe boek van true crime-schrijfster Kate Summerscale luidt The Wicked Boy. Een kernachtige titel die recht doet aan het literaire van haar non-fictie door niet meteen informatie aan te dragen en daarmee een een-op-een relatie met de werkelijkheid te benadrukken, maar juist het mysterie aan te duiden van dat wat de realiteit ontstijgt. The Wicked Boy staat voor de iconische figuur die in de media, in de verbeelding van het publiek dat het sensatienieuws van toen verslond, en later in de overlevering van de dertienjarige Engelse moedermoordenaar Robert Coombes is gemaakt. Een kind verdorven noemen was ook iets uit die Victoriaanse tijd, zo rond de wisseling van negentiende en twintigste eeuw. De degeneratietheorie was ongekend populair, overal zag men ‘ontaarding’ en pessimisme over de verwording van de mens en het meer op de samenleving en wereld gerichte ondergangsdenken gingen hand in hand. Ook werd een kind toen gezien als een aapachtiger, primitiever wezen dat dichter bij zijn onbeteugelde emoties en driften verkeerde dan de volwassene.

Het morele verval

In Robert Coombes, die op 8 juli 1895 terwijl zijn vader op zee was zijn moeder in haar slaap neerstak, zag men het pure, ijzingwekkende kwaad. Terwijl hun moeder op de slaapkamer lag te rotten en door een almaar aanzwellende stroom maden werd verorberd, bracht Coombes met zijn een jaar jongere broertje een vrolijke tien dagen door, waarin ze naar een cricketwedstrijd gingen kijken, hun lievelingseten aten en met hulp van een door Robert daartoe ingezette, niet al te snuggere huisvriend waardevolle voorwerpen verpandden.

De oorspronkelijke titel heeft mijn voorkeur boven het prozaïsche Nederlandse equivalent: Het opzienbarende verhaal van Robert Coombes. Een 13-jarige moordenaar in Victoriaans Engeland. Toch is die keuze niet verkeerd, omdat die lange titel zinspeelt op de lectuur die Robert Coombes verslond, net als zoveel andere jongens van zijn leeftijd in die tijd, zeker uit de arbeidersklasse: de ‘penny dreadfuls’. Summerscale schrijft daarover, in haar karakteristiek nuchtere, nauwgezet op feiten toesneden wijze. Die penny fiction werd in Groot-Brittanië als eerste vorm van op industriële schaal geproduceerde cultuur voor jongeren – een miljoen per week werden er verkocht – verantwoordelijk gehouden voor de neergang in de literatuur en het morele verval. Het breed gedragen ondergangspessimisme kleurde de denkbeelden over Robert Coombes, als representant van de jeugdige massa’s: amorele wezens gevoed door foute lectuur. Het waren boekjes met titels als Jack Wright and the Fortune Hunters of the Red Sea of Revenged at Last, or the Crimson Coast. Avonturenproza voor jongens, over misdadigers, cowboys, ontdekkingsreizigers, met een grote rol voor verleidelijke vrouwen en spannend geweld.

Pulpfictie

Summerscale oordeelt niet in haar onderzoek, maar de ruimte die zij in Het opzienbarende verhaal van Robert Coombes neemt voor de verontwaardiging die deze pulpfictie maatschappelijk teweegbracht, tekent het belang. De pers legde almaar het verband tussen de verhalen die de gebroeders Coombes lazen en de moord. Het medische tijdschrift The Lancet schreef dat mensen die tot een lager evolutionair type behoorden, ‘een aapachtige neiging tot nabootsen’ vertoonden. ‘Als ze in contact kwamen met verhalen over zelfmoord en moord, zouden gedegenereerde individuen ertoe aangezet kunnen worden de beschreven handelingen uit te voeren.’
Die geluiden werden ook gehoord na de schietpartij op de Amerikaanse school Columbine en de moord op het jongetje Jamie Bulger door minderjarigen; alleen ging toen de zorg niet uit naar stuiverromans maar naar films als The Matrix en gewelddadige videogames.

Kate Summerscales intrigerende true crime-proza over Victoriaanse misdaden, standaard van reliëf voorzien door de sociale en culturele geschiedenis (en in dit boek eveneens psychiatrische en militaire geschiedenis) – in Engeland gemunt als ‘Vicky-Noir’ – houdt ons voortdurend een spiegel voor, waardoor we onze tijd relateren aan toen. In het geval van het krankzinnigengesticht Broadmoor waar Robert na een opmerkelijk mild oordeel door de jury werd heen gestuurd, komt dat verrassend genoeg – want Summercales proza leest grosso modo als een lofzang op de vooruitgang der mensheid – door de uiterst humane omgang met patiënten. Geen dwangbuizen noch boeien of isoleerruimtes, en een spaarzame toediening van medicijnen. ‘De enige vormen van therapie waren de rustige omgeving, de stabiliteit van het personeel en het dagelijks leefpatroon.’ De bovenmatig intelligente Robert verliet op zijn dertigste Broadmoor; hij was er gevormd tot een gentleman, hij deed er aan schaken, biljarten en cricket, hij las er veel, musiceerde er en leerde het vak van kleermaker.

Vier oorlogsmedailles

De zelfwerkzaamheid bij Summerscales proza reikt aangenaam verder. Ze brak door met The Suspicions of Mr. Whicher (2008), over een kindermoord in 1860 achter de gesloten poorten van een bourgeoisresidentie. Dat boek was nog een whodunit vergeleken met Het opzienbarende verhaal van Robert Coombes, dat vijfendertig jaar later in de arbeidersklasse in het Londense West Ham speelt. Ze beantwoordt geen enkele vraag, maar roept die juist op. Handelde Robert in een vlaag van waanzin of maakte hij berekenend een einde aan het gevaar dat van zijn moeder uitging? Ze gooide immers messen naar zijn broertje en dreigde Robert met een bijl de hersens in te slaan. Welke rol speelde het voor onschuldig gehouden broertje? En wat deed Robert als dertienjarige, bij afwezigheid van zijn vader, naast zijn moeder in bed?

Dit aanvankelijke gruwelverhaal krijgt een imponerende wending. De eeuwige loner Robert verhuist op zijn dertigste naar Australië, neemt er in 1914 dienst bij het 13e Bataljon, redt als ziekendrager in de frontlinies van Gallipoli en Passendale levens, krijgt vier oorlogsmedailles en ontfermt zich daarna in de bush van Nieuw-Zuid-Wales over een door zijn stiefvader zwaar mishandeld kind, dat hij zal opvoeden. Niet alleen beleefde hij in het leger alsnog de exotische avonturen waar hij als jongetje al van droomde, ook groeide hij door zijn onbaatzuchtige zorg voor de buurjongen Harry, in wiens situatie hij misschien die van zijn broertje in 1895 herkende, uit tot ‘een symbool van kracht en goedheid’. Die gepassioneerde formulering vloeit uiteindelijk, terecht, uit Kate Summerscales tot dan toe beheerste pen.

Het opzienbarende verhaal van Robert Coombes

Kate Summerscale, vertaling Ernst de Boer en Ankie Klootwijk, Nieuw Amsterdam, 397 p., € 22,99