Vandaag is #RoaldDahlDay, de dag dat Roald Dahl 100 jaar geleden werd geboren. Bij die gelegenheid: het interview dat Bibeb met hem deed voor de VN van 4 november 1972. ‘U schrijft om u zelf te redden?’ Dahl, heftig: ‘Oh ja.’

Toen Meulenhoffs directeur Willem Bloemena gevraagd had of ik Roald Dahl wou interviewen, als die daar iets voor voelde en hij de dag daarop meldde dat his majesty bereid was met me te praten, stortte ik me op Dahls boeken. Someone like you en Kiss-Kiss las ik opnieuw. Over to you, in de erg goeie vertaling van Peter Verstegen, voor het eerst. Verder Sjakie en de chocoladefabriek, De Fantastische meneer Vos (Zilveren Griffel-prijs, die Dahl via de Vuist van Duys kreeg), De Reuzenperzik en The Magic Finger (wordt nog vertaald, uitgever: De Fontein). Allemaal in de kortste tijd en met ten slotte rode ogen. Omdat dit in Dahls horrorstories het teken is van de meest verdorven of diep waanzinnige lieden, vertel ik niet alleen hoe ik er aan kom maar laat ook nog zien, dat ik zijn boeken heb meegesleept.

Dahl: op een rechte stoel, bij het voeteneind van het bed, in een intiem duur Amsterdams hotel. Lange benen in een wijd om zijn dunne lijf gehangen broek, lange armen uit korte badstofmouwtjes, lang hoofd. Spookachtig lijkend op Piet Grijs.
Zegt licht stotterend (bij de eerste woorden) dat hij naar het Stedelijk Museum wil om werk van Malewitch te zien. Stelt voor dat we samen gaan en onderweg even het interview doen.

Ik begin afleidend te informeren naar zijn andere favoriete schilders. ‘Bacon,’ zegt hij. ‘Ik heb er 8.’ Spoedt zich (houding van hockeyer, die het veld op komt) naar de rinkelende telefoon. ‘Ja,’ hoor ik, ‘zo meteen ga ik naar Malewitch. Er is hier een journaliste, die weet ervan, ze gaat mee.’

Tegen mij: ‘Een vriend uit Londen.’ Kijkt naar mijn blocnoot. ‘Ik zou dat van die 8 Bacons niet opschrijven. Straks komen ze ze nog stelen. En ze zijn niet hoog verzekerd ook. Ik kocht de meeste heel in het begin. Is dat steno? Oh nee? Geen bandrecorder gelukkig. Die haat ik, het besef dat elk woord…’

Ik: ‘In het verhaal over de rattevanger, die zelf een rat is, in de vorm van een mens, schreef u meer dan 10 jaar geleden al over chocoladefabrieken. Maar toen maakten ze daar lekkers uit rattebloed. En in een ander verhaal leven ratten van het lijk van een oude man.’
D.: ‘Ja, ja ratten…’
Ik: ‘Ze komen niet voor in uw oorlogsverhalen’ (Over to you).
D.: ‘Dat is 30 jaar geleden.’
Ik: ‘Ook niet in uw kinderboek The magic finger’.

Wendt het hoofd af, ellebogen op de knieën, terwijl ik de in formatie vliegende eenden, op zoek naar de vijand (burgers met geweren) met de Spitfires van de RAF vergelijk. En het tovervinger-meisje met de kleine Griekse Katina, die de schuilkelder uitrent en tijdens het bombardement vervloekingen schreeuwt. Tot ze door een laag overvliegende Messerschmitt wordt neergeschoten. Ik noem ook de doodsangst van de RAF-vlieger vóór het gevecht, zijn razernij tijdens en de tevredenheid daarna, als hij een lijk is in de zon, aan de rand van een sloot en denkt: ik ga straks sleutelbloemen plukken. Maar als de Duitse overwinnaar zich over dat lijk heenbuigt zegt dit iets, wat hem doet wegrennen: ‘Waarom ontspan je je niet ’n beetje?’

Oorlog is in een bepaald opzicht erg goed voor de mens.‘Bijzondere verhalen’, zeg ik, ‘en u bent daarin anders, triester.’
D.: ‘Idealistischer.’
Ik: ‘Er komen geen opzettelijke wreedheden in voor.’
D.: ‘De wreedheid kwam later. Nee, nee, niet door de oorlog. Toen waren we samen… Door de toestand in de wereld daarna. Ach, we hadden toch allemaal de illusie dat het beter zou worden.’ Noemt de eendracht in Engeland. Typeert die door het voorbeeld van het liften, toen iets algemeen gebruikelijks. ‘Maar nu zie je de jonge mensen urenlang aan de kant van de weg staan en iedereen rijdt door. Oorlog is in een bepaald opzicht erg goed voor de mens.’
Ik herinner hem aan de dialoog tussen twee vliegers in Over to you. De één, vroeger een branieachtige jongen, nu zo stil als een ziek kind, oud als een vermoeide man van 70, zegt: ‘Ik heb honderden keren méér mensen gedood dan in dit café zitten. Jij ook.’ En de ander: ‘Heel wat meer. Ik heb massa’s vrouwen met prachtige borsten gedood.’ Dahl (driftig en af en toe stotterend): ‘Die vlogen op bommenwerpers. Ik was, wij waren gevechtspiloten. We mikten niet op de man maar op het vliegtuig. Je besefte niet dat je doodde, je vocht, was razend. Ik bedoel als het zonder doden zou gaan, zou een oorlog heel goed zijn. Het probleem van de jongeren is, dat ze nooit de kans kregen hun moed te tonen. Ze hebben nooit echte wanhoop gekend. Zelfs niet een bezetting. Ze zijn verveeld. We zouden hen moeten helpen. We zouden iets moeten creëren, een vervanging, een uitdaging. Daarom vond ik het Vredescorps iets goeds. Toen ik 18 was wou ik de wereld in. Ik ben bij de Shell gegaan en op mijn 21ste zat ik in Afrika. Daar was de opwinding van het totaal vreemde. Slangen, olifanten. Daarna begon de oorlog.’
‘Uit de kolonie Kenia trok een blanke jager naar Nairobi en gaf zich op bij de Raf, wou opgeleid worden tot piloot.’ (Over to you).
Kinderdoodkistje
D.: ‘In ’43 (stottert, steekt sigaret op) werd ik luchtvaartattaché in de Verenigde Staten. Dat haatte ik. ’s Avonds begon ik verhalen te schrijven. Dat had ik nooit eerder gedaan. Ze werden opgenomen in de Saturday Evening Post en Ladies Home Journal. Nee, de New Yorker niet, dat kwam pas later. Mijn eerste verhaal stuurde ik uit Engeland.’ Het was Soundmachine (de man die een machine ontwerpt in de vorm van een kinderdoodskistje waarmee je het gillen van afgesneden rozen, het kermen van gehakte bomen kan horen). Dahl kreeg een cheque van 1500 dollar maar stuurde hem terug omdat ze van alles in zijn verhaal hadden gewijzigd. ‘Ze zonden de cheque een tweede keer en maakten de veranderingen ongedaan.’ Vertelt dat de baas van de Amerikaanse uitgeverij Dell, een groot wijnkenner, na het verhaal De Wijnproever (in de New Yorker) contact zocht.

D.: ‘Hij belde me op, en kwam meteen zelf aan de telefoon. Dus niet, wat ik haat (hapert) eerst een juffrouw die zegt: éen moment… Ik vind dat zo onbeleefd. Mijn tijd is net zo kostbaar, zeg ik dan.’

Shell: ‘Ze hadden m’n baan voor me opengehouden maar nu ik succes had met de verhalen wou ik niet meer terug. Ze zullen me wel krankzinnig gevonden hebben. Ha-ha.’

‘Ik dacht,’ zeg ik, ‘toen ik The Magic Finger las: ‘Hij gaat weer terug naar die prachtige verhalen uit Over to you.’

Dahl: ‘Hebt u ’t daar. Geef ’t is…’ Bladert in het kinderboek. ‘De tekeningen zijn niet goed, er moeten andere tekeningen…. Vreemd, om de een of andere reden was het nooit zo’n succes.’ Toenemende onrust naarmate ik op de overeenkomsten, ook in sfeer en stijl doorga. En tenslotte korte uitbarsting omdat ik het weer had over z’n gefascineerd worden door wreedheid, waarvan je in die twee boeken niets merkt.

D.: Ik word er nooit door gefascineerd. mijn verhalen zijn bedoeld als maatschappijkritiek.’ Even later: ‘Goed, iets van sadisme zit in iedereen. Ik geef toe… in Afrika… de bevolking was tot enorme wreedheid in staat. Maar voor wreed gedrag van mensen uit de beschaafde wereld is geen enkel excuus.’
 Ik noem de massa’s door ouders enz. mis handelde kinderen.

Als ik op een stoel zit met van die dwarslatten dan voel ik ’t nog. ’t Blijft daar altijd gevoelig.Dahl (driftig, snel pratend): ‘Ik ben geslagen, hard geslagen. Als ik op een stoel zit met van die dwarslatten dan voel ik ’t nog. ’t Blijft daar altijd gevoelig. Ja, op kostschool. Door het hoofd van onze afdeling, die zei dan bijvoorbeeld: “Doe de veters van je schoenen goed” en dat vergat ik dan. En de tweede keer: “Ik zei Je toch dat je die veters anders moet rijgen.” Ik vergat het wéér. Ik dacht aan wat anders. De derde keer zei hij: “Ik zie je straks wel.” Hij wachtte tot je je pyjama aan had. “Ja, die slaaf van Foxley, dat was ik.”

Beruchte strafzaak

‘Als hij bloedend van de stokslagen eindelijk weg mocht, zei Foxley: “Heb je niks vergeten? Leren ze jou geen betere manieren op deze school?” Bedankt, stamelde ik dan. Bedankt voor het pak slaag.’ (Uit Someone like you).

D.: ‘Nee, ik vertelde het niet thuis. Nee, je accepteerde het.’ ‘Als hij zei, je krijgt 9 stokslagen en je richtte je op na de achtste, kreeg je er nóg een. Acht, hij was nog niet eens de ergste. De aartsbisschop van Canterbury, die nu dood is, die de koningin heeft gekroond, die sloeg, sloeg, sloeg. Daarna bracht hij een bakje water
 om je bloedende wonden te wassen. Tinnef
 en dat worden hooggeplaatsten… Zoiets
 maakt je wel een beetje cynisch, hoor. Ja,
 de aartsbisschop is onze hoofdmeester geweest, daarna werd-ie bisschop en toen… Ach (kijkt naar mijn geschrijf) hij was niet slecht, hij dacht dat het zo hóórde.’

‘In het British Museum heb ik een beruchte strafzaak opgezocht. Zo verschrikkelijk, dat ik het niet kon gebruiken. Een jongen was slecht in wiskunde. De leraar vroeg zijn ouders of hij hem mocht straffen. De vader zei: doe dat maar. Toen riep die leraar de jongen in zijn kamer en sloeg en sloeg. Twee uur lang. Toen was die jongen dood. Als ‘t niet zo afgrijselijk was, had ik het kunnen gebruiken voor een verhaal. Ik heb zoveel vreselijks gevonden. Een moeder, die haar kind van 2 in een wagentje achterlaat aan het begin van een straat en zelf een eind verderop in een huis verdwijnt en een week wegblijft. Toen was het kind dood. ’t Toppunt. Vooral omdat je je afvraagt wat al die andere mensen deden. Waarom lieten ze dat maar zo? Ik kon het niet gebruiken, maar het heeft wel mijn opinie over het menselijk ras beïnvloed. Ach, ik denk dat de mensen door ontwikkeling beter kunnen worden. Ja, daar geloof ik in. Daarom moet je zo oppassen met wat je kinderen te lezen geeft. Dat is heel belangrijk.’

Hitlers geboorte

Hitlers geboorte: ‘Het verhaal Genesis and Catastroph is historisch juist, hoor. Ze hebben ’t niet geloofd, destijds, maar ik had het opgezocht. Alle vorige kinderen van de moeder van Hitler zijn gestorven. Hoeveel waren het? Heb je Kiss-Kiss daar. Geef is.’ Bladert. Leest hardop: ‘In de afgelopen maanden heb ik 3 kinderen verloren, dokter, dit is mijn vierde.’ Tegen mij: ‘Adolf was erg zwak en nog kleiner dan de andere, maar ze hebben hem in leven gehouden. Met Gods hulp.’ Luistert gespannen naar wat ik vertel over de paragnost Croiset en diens stoelenproeven, die bewijzen dat wat professor Tenhaeff aanduidt met de voorschouw (zien in de toekomst) mogelijk is. En ik citeer uit Dahls verhaal over de RAF-piloot, die hoog in de lucht zijn eigen dood beleeft en kort daarna precies zo aan zijn eind komt.
Ik: ‘En de gesneuvelde vriend. De ik-figuur uit uw boek hoort hem binnenkomen en in bed stappen. ’s Morgens is dat bed nog beslapen ook.’
D.: ‘Ik geloof in mysterie.’
Ik: ‘Dat blijkt ook uit uw kinderverhalen.’
D.: ‘Maar kinderen herkennen dat niet als zodanig.’ Zwijgt, ‘’t Is wel moeilijk, omdat je het voor kinderen eenvoudiger moet houden. Maar ’t is belangrijk… je probeert dingen in hun geest te planten. Ik bedoel, ‘t is net als praten tegen iemand onder hypnose, je probeert te beïnvloeden.’
Ik: ‘U schrijft om u zelf te redden?’
D. (heftig): ‘Oh ja.’
Ik: ‘Is ’t dan niet belemmerend dat u het eenvoudig moet houden, ik bedoel in die kinderverhalen. Je bent niet helemaal vrij.’
D.: ‘Je moet aan je publiek denken. Maar ik hou er erg van. Daar heb ik een hekel aan.’ Wijst naar stapel beschreven papieren op tafel. ‘Is een scenario voor een film. Naar een boek, dat niet goed is. Dat boek heb ik weggedaan.’
Ik: ‘Waarom weigert u zulk werk niet?’
D. (stilte) ‘Ach, mijn vrouw wil een rol in die film. Maar ik heb het méér gedaan hoor. Ook voor een James Bondfilm.’ En als ik doorga op schrijven als redding zegt hij: ‘Voor kinderen schrijven betekent voor mij het ontvluchten in een andere wereld. Als ik goed bezig ben, word ik om 4 uur wakker. Het teken dat je geest heeft doorgewerkt en je wekt. Ik denk dat er veel in mijn onbewuste gebeurt. Nee, dromen gebruik ik niet. Nee ze zijn ook te vreemd, mijn dromen, en ik herinner me ze niet zo goed. Néé. Toen Strawinsky gevraagd werd: maestro, wanneer componeert u — zei hij: aan de plano. En zo is dat.’

‘Verder rommel ik wat aan, werk in de tuin. Ik kweek orchideeën.Schrijft in een huisje, achter in de tuin. Meestal nooit langer dan anderhalf uur achter elkaar. Niet op vaste tijden, wel ’s morgens en ’s middags. ‘Verder rommel ik wat aan, werk in de tuin. Ik kweek orchideeën. Een erg mooi soort uit het Verre Oosten, net vlinders.’

Hersenbloeding

Stilte, waarin ik me nogal onzeker afvraag hoe ik zo aannemelijk mogelijk over de hersenbloeding van zijn vrouw kan beginnen. Wat ik ervan maakte weet ik niet meer precies, maar zijn antwoord is kalm en uitvoerig. ‘Ze was helemaal verlamd, kon niet meer praten. Wat doe je dan? Je gaat naar specialisten. Je informeert, je gaat erover lezen. Ik heb honderden eerder getroffen patiënten gezien, die 2 maal in de week therapie kregen. Ik dacht dat kan niet genoeg zijn, ze moet alles weer opnieuw leren, zoals een kind van 3, 4 jaar. Je moet er de hele dag mee bezig zijn. Toen heb ik een stuk of 20 mensen uit de buurt gevraagd of ze wilden helpen. Maakte een lijstje met namen en tijden. Elke dag was van 9 uur af ingedeeld in uren. Ik zei die buren dat ze zich moesten instellen op een kind van 3. Woorden leren, soms gaf ik voorbeelden zo van kat. Ze gingen het steeds beter doen, werden erg goed. Na een jaar, ze was zwanger geworden en het kind werd geboren, een goed gezond kind… Nee, die hersenbloeding kwam niet door de zwangerschap, had er niets mee te maken. Nadat jaar intensieve training gingen we over op 3 uren per dag, twee jaar lang. En een meisje uit het dorp, Valerie Eaton Griffith, behandelde haar fysiek. Zoals dat niet mogelijk is doorgaans omdat niemand daar de tijd voor heeft. Ze schreef er een boek over: A stroke in the family, een Penguin uitgave. Die wordt nu als handleiding gebruikt. We krijgen ook altijd nog brieven van mensen die raad vragen. Mijn vrouw loopt nog een beetje mank en heeft moeite met haar ene hand maar ook dat gaat steeds beter. Sinds 3 jaar speelt ze weer in films en ze is nu in Canada voor de opnamen van A Mothersday, onder regie van Darren Mcdadin. Samen met mijn dochter van 15, die heeft er een belangrijke rol in.’

Ik: ‘Wat hebt u in de jaren, dat uw vrouw verlamd was, geschreven?’
D.: ‘Charley and the Chocolate Factory en The Magic Finger.’
Begint te hoesten. Zegt na m’n commentaar op zijn eigen 
magische vingers steeds hoestend en met opeens schorre stem: ‘Dat was niet alles.’ Vertelt dat zijn zoon toen die baby was een vreselijk ongeluk kreeg. Met de kinderjuffrouw in een taxi kwam zijn hoofdje tussen het portier. Hierdoor ontstond vochtvorming in de hersenholten en ‘als dat niet weg kan, krijgt een kind een waterhoofd.’ Via een plastic buisje, ter plaatse aangebracht, wordt het nu geleid naar de rechter hartboezem, zodat het wél uit de hersenholten kan maar er niet naar terug kan vloeien.
D.: ‘Het bestaande systeem was niet perfect en ik heb toen in het kinderziekenhuis, samenwerkend met de uitvinders er van, een technicus en een hersenspecialist, dit helpen verbeteren. Sindsdien wordt het overal ter wereld zo gedaan. Mijn zoon is nu 12.’
Weer zeg ik, dat ik niet snap, hoe hij dat allemaal verwerkt heeft.

Een ongeluk

Dahl (hoestend): ‘Maar mijn dochter is gestorven. Ze was 7, had mazelen, dat is gevaarlijk voor kinderen bij wie de pokken niet zijn opgekomen, ’t Is nu 10 jaar geleden.’ M’n gebrabbel over de zin ervan enz., snijdt hij af: ‘Daar geloof ik niet in. ’t Was gewoon ongeluk.’

Nee, voor Malewitch is het te laat, ik moet aan het scenario werken. Moet maandag af zijn.Opent de deur: ‘Afgelopen, ik moet aan mijn stem denken’ (schor en hoestend). Gaat mee de gang op, de lift in en naar buiten. ‘Nee, voor Malewitch is het te laat, ik moet aan het scenario werken. Moet maandag af zijn.’ Staat, rode pullover over één schouder, in de regen terwijl ik in een taxi wegrijd. Beseffend dat hij natuurlijk in zijn eentje naar het Stedelijk gaat. Drie kwartier later (een collega, Henk Kersting, haalde me over eerst een kop koffie te drinken) bel ik uit het Stedelijk en zeg dat er twee zalen met Malewitch zijn. Dahl: ‘Heb ik al gezien, ik ben meteen gegaan.’

Omdat ik het gevoel heb een treurige fout te hebben gemaakt, koop ik het enige en voor dit doel eigenlijk te dure boek over Malewitch. En geef dit Dahl, als hij een half uur te laat op de ‘informele persconferentie’ bij Meulenhoff verschijnt. Rode pullover over één schouder, precies zoals ik hem het laatst zag. ‘Ach,’ zegt-ie, het boek meteen wegleggend en mij verder negerend, ‘dat heeft veel geld gekost.’

Er zijn niet veel journalisten en er worden hem maar weinig en kleine vraagjes gesteld. Zodra ik nog wat weten wil, zegt hij: ‘U bent al aan de beurt geweest.’ En, voor een klein kringetje, onder wie vertaler Hans Edinga, begint hij een verhaal over de journaliste, die er zo van bezeten was een interview met een bekende schrijver te krijgen, dat ze op zijn lievelingshondje gaat zitten, waardoor dit subiet overlijdt. ‘Ze propt het stiekem in d’r tas en op weg naar huis, smijt ze het in de vuilnisbak. Maar het interview had ze.’

Woedend heen en weer stappend, slingerend met de armen, bekeken door nieuwsgierige, net geklede genodigden, vergelijkt hij me met een dier dat zijn tanden in hem heeft gezet.Dit is nog niets vergeleken bij de slotfase. Woedend heen en weer stappend, slingerend met de armen, bekeken door nieuwsgierige, net geklede genodigden, vergelijkt hij me met een dier dat zijn tanden in hem heeft gezet en roept: ‘Het is schadelijk voor een schrijver om over zichzelf te praten.’ En: ‘Meer dan anderhalf uur, nooit heb ik iemand zo’n lang durend interview toegestaan.’ Dit naar aanleiding van mijn vraag mij het uur te geven (de volgende morgen) dat hij een medewerkster van Ouders van nu aanbood en wat ze weigerde. Omdat ze liever meteen meereed naar Bussum (Duys) om onderwijl met hem te praten. Andere liefhebbers zijn er niet en tenslotte krijg ik, mooi walgend van de situatie, dat uur. Op voorwaarde van: alleen feiten. En van 1 tot 2, met daarop aansluitend: zijn onmiddellijk vertrek naar Schiphol.

Discipline

Volgende morgen. Somber, kwaad, misselijk van de hele zaak kom ik zijn hotelkamer binnen. ‘Hallo,’ zegt hij, ‘kijk es… Ik hoor daarnet een vreemd geluid, ga het balkon op en zie dit. ’t Zat in de muur. Kan dat nou uit de oorlog zijn? Is dit hier dan niet herbouwd?’ Op zijn vlakke hand ligt de koperen huls van kogels uit een machinegeweer. ‘Dit zat gedeeltelijk in de muur. Zal ik koffie bestellen? Nee? Nou, ik ook niet.’

De Fantastische meneer Vos heeft ook te maken met mijn kritiek op de grootmachten, die de kleine mensen onderdrukken.‘Puinhoop,’ aldus zijn commentaar op de Vuist. En over zijn eigen vraag aan Duys of een buitenlands schrijver geen Gouden Griffel kreeg omdat het geld in het land moest blijven: ‘Ik heb gemerkt dat dat niet lekker viel. Gevoel voor humor is niet de sterkste kant hier.’ Vindt wel zo’n gehalveerde internationale prijs merkwaardig. Via de Nobelprijs voor Böll: ‘Graham Greene, Norman Mailer en zelfs Günther Grass hadden daar eerder recht op’ maar: ‘politiek boeit me erg. Ik lees de Times, de Daily Express en de Daily Telegraph en, luister altijd naar het nieuws over de radio. In het vervolgboek op ‘Charley’ steek ik de draak met de Amerikaanse president. De Amerikaanse politiek is de smerigste ter wereld. De Fantastische meneer Vos heeft ook te maken met mijn kritiek op de grootmachten, die de kleine mensen onderdrukken.’ De lieve oude grootouders uit Sjakie en de Chocoladefabriek: ‘Oude mensen zijn belangrijk, ze hebben zoveel meegemaakt. De fout van veel ouders is dat ze kritiek hebben op hun kinderen. Mijn moeder deed dat nooit. Ze had 6 kinderen, stond overal alleen voor, op mijn derde jaar stierf m’n vader. Haar kinderen en kleinkinderen houden van haar, zoeken haar op.’

Seksuele vrijheid: ‘Een grote vergissing. Net als het zo erg vroeg beginnen, ’t Is jammer voor de jonge mensen. Als ze 40, 50 zijn hebben ze alles al gezien. Daarbij, het gaat gepaard met druggebruik, ’t Komt allemaal door het verveeld zijn. Het ontbreken van spanning, gevaar. Als ze tegen de nazi’s moesten vechten, namen ze geen drugs.’

‘In Vietnam? Natuurlijk, daar nemen ze drugs omdat ze de oorlog haten, niet weten waarvoor ze vechten. Nooit heeft er zo’n ongedisciplineerd leger bestaan als het Amerikaanse nu. Nooit hebben soldaten hun eigen officieren vermoord, zoals dat nu gebeurd door het zogenaamde fragging. Nieuw woord, komt van fragmentatiebom. Ik sprak laatst een sergeant die zei, oh ja, dat doen we vaak. We hadden een rotte eerste luitenant en een behoorlijke tweede. De rotte kwam altijd ’s morgens het eerst naar buiten. Dus plaatsten we een frag. Pech, die dag kwam de tweede het eerst. ’Ha-ha. Zoiets (lacht vrolijk) is toch nooit voorgekomen in een echte oorlog. Een leger zonder discipline is helemaal niks.’

Als je niet een bepaald talent hebt, moet je bankbediende of wat dan ook worden.Discipline: ‘Is dat niets voor u? Kom, we moeten toch allemaal gehoorzamen aan de wetten, belasting betalen enz. En een leger hebben we nodig, ‘t is een probleem. De jongeren, ik vind het schitterende mensen hoor en met hun geweldloze demonstraties ben ik het helemaal eens. Ze verwerpen onze levenswijze. In Amerika… artsen die hoge rekeningen schrijven om gauw rijk te worden… de jongeren willen dat dat allemaal anders gaat worden. Maar ’t is een probleem, ze willen vaak niet werken.’ Driftig: ‘De scholen verkeerd? Ze hebben toch goeie voorbeelden genoeg van hard werkende ouderen. Wat? Nou, zo is toch het leven. Als je niet een bepaald talent hebt, moet je bankbediende of wat dan ook worden. Een mens kan niet zonder werk. Wie geen werk heeft is ongelukkig.’

Ik denk dat er veel kunstenaar willen zijn vanwege het luie leven dat ze prefereren.Kunstenaars: ‘Ik heb vaak het gevoel vooral bij kunstschilders dat het zich spiegelen aan de miskenning van Van Gogh hen veel kwaad heeft gedaan. Veel, die nooit succes hebben, gaan maar door. Ondanks hun armoede. Terwijl het is nu toch zo, dat ze allemaal veel kansen krijgen om geëxposeerd en gekocht te worden. Hetzelfde doet zich voor bij de schrijvers die geen journalist willen zijn. Ik denk dat er veel kunstenaar willen zijn vanwege het luie leven dat ze prefereren. Maar alle mensen met succes werken hard. Picasso houd nooit op. Ik heb in New York acteurs bekritiseerd omdat ze, al zijn ze werkloos, geen baan willen, in een boekhandel bijvoorbeeld.’

Schrijvers: ‘De enige echte vernieuwer is Hemingway geweest. Die overdreven seksuele vrijheid in de literatuur vind ik onnodig. Ik denk dat de meesten die zo uitvoerig over sekd schrijven het doen om meer te verkopen.’ — Op de persconferentie zei hij op de vraag die ik via Willem Bloemena stelde, dat hij een paar jaar geleden voor het eerst 2 verhalen met seks, voor Playboy had geschreven. En op het waarom: (glas whisky in de hand): ‘Ze vraagt Picasso toch ook niet, waarom hield je op met de Blauwe Periode.’ Nu zegt hij: ‘Ach niks, ik heb gewoon twee verhalen verteld.’

Ambitie: ‘Ik ben niet zo ambitieus meer. Mijn enige grote ambitie is mijn kinderen op te voeden tot vriendelijke aardige mensen.’ Lacht bij het woord Womans Lib. Noemt de beweging ten dele goed (gelijke betaling, kansen) en ten dele verkeerd: ‘Als vrouwen zo gespitst zijn op het carrière maken dat ze hun kinderen verwaarlozen.’ Na mijn antwoord: ‘Kijk is, het is in deze tijd heel moeilijk om kinderen groot te brengen. Als je niet oppast lopen ze op hun dertiende weg. Vasthouden kan je ze niet. ’t Enige is een goed voorbeeld geven en hopen op je invloed ten goede.’

En de atoombom… Bent u niet blij dat die atoombom er is.De toekomst: ‘Ik denk dat we langzaam vorderingen maken, ’t Is vergeleken bij de Victoriaanse stijl al een stuk beter. En de atoombom… Bent u niet blij dat die atoombom er is. Wat was iedereen niet bang dat China de atoombom zou hebben. Nu is het zover en blijkt het juist heel goed. De vergiftiging van lucht en water? Dat is niet mijn terrein. Ik schrijf fiction.’

Ik: ‘Mooie potloden.’ (vlakbij zijn koffer. Zes stuks en scherp gepunt).
D.: ‘Ja, altijd 6 en geel. Met vlakgum. Moet met potlood want ik gom, ja altijd. En op geel papier. Het gaat allemaal heel langzaam.’

De tijd is om. Ik vraag of ik wat hij over zijn zoon zei mag publiceren en of hij dan wil zeggen hoe je die ziekte noemt. Hij zegt: hydrocephalus, herhaalt in het kort de ingreep met het plastic buisje en begint vreselijk te hoesten.

Als ik al in de gang sta zegt hij zacht en opeens volslagen schor: ‘Bedankt voor het prachtige boek.’ Het duurt zeker tien seconden voordat het tot me doordringt welk boek hij bedoelt.