‘Een mango, graag. Een die morgenochtend rijp is. Of nee, liever overmorgen.’ Met een geconcentreerde blik waarachter een lang groenteboerenleven schuilging, nam Wessels voorzichtig enkele mango’s in zijn hand. En ik wist dat ik overmorgen zou ontbijten met een mango die glansde van het sap, glibberig zacht maar nog net geen moes, vol van smaak en zonder draden. En als de buurvrouw wilde weten waarom mijn sla, witlof en spruiten zo naar vroeger smaakten, volstond een: ‘Wessels hè, geen AH.’ Want de bekendste grutter van Nederland zorgt voor de grootste gemene deler als het op smaak aankomt, en daarin past geen bittere lof of molsla met karakter. Ik zwoer bij Wessels.

Toen verruilde ik mijn woonzolder aan de rand van Amsterdam-Oud-Zuid voor nieuwbouw in Bos en Lommer. Mijn nieuwe omgeving was vol groente en fruit. Vijf dagen in de week straalden Leo Hessings uitgestalde vruchten me al oranje, rood, geel en groen tegemoet als ik ’s ochtends uit mijn raam op de dagmarkt keek. Ik kon...