Weer terug in Amsterdam, een heel gewone scène. We hebben net geluncht, en nu zit ik met vriendin X. buiten op een stenen muurtje om die ene streep zonlicht op te vangen en een sigaret op te steken.

Dan komt er een onbekende vrouw naar ons toe, ze wijst naar het huis van een vriendin van haar, nu even met vakantie, waar zij de planten wil verzorgen. Maar de deur knelt, het slot knarst, het lukt niet daar binnen te komen.

‘Ach meneer, misschien een beetje een vreemde vraag, maar wilt u het eens proberen?’
Ik mis ten enenmale de handigheid met sloten die we toch gevoeglijk onder het kopje ‘mannelijkheid’ mogen rubriceren, dus zelf ben ik nog wel het meest verbaasd dat ik in één keer die deur van het slot krijg. Vrouw blij, ik gesterkt in mijn ego, vriendin doet heel lief alsof ik de grote slotenkraker ben, terwijl zijzelf een stuk handiger is dan ik.

Het is dat ik net een dag terug ben uit Kaapstad, anders had ik over deze alledaagse scène nooit nagedacht of geschreven. Maar...