‘Ik wil mijn basketballpetje met Davidster terug’, schrijft gevangene Martin K. aan de klachtencommissie van de penitentiaire gevangenis in Vught. ‘Personeel en medegedetineerden nemen geen aanstoot aan mijn pet, en volgens artikel 1 van de Grondwet, vrijheid van godsdienst, meen ik recht te hebben om tijdens gebed een joods kepeltje cq petje op te hebben.’

De per post toegestuurde cap was hem uitgereikt door de visitatiemedewerker, maar de directie nam het hoofddeksel meteen weer in. Aanleiding is K.’s bedankbrief aan de afzender. ‘Ze zijn er hier allemaal blij mee, vooral de Hofstadgroep die hier zit,’ meldt K. hem. Het werkt als ‘een rode lap op een stier’. Een tekeningetje van K. maakt duidelijk wat hij bedoelt: K. met zijn nieuwe pet op (in zijn hand een vlinder aan een touwtje) loopt op de luchtplaats op twee baardmannen in djellaba af. In hun handen: een Koran, bom en kromzwaard. ‘Wel weer leuk de terroristen te ‘terroriseren’, noteert...