In de tweede helft van het afgelopen jaar 2010 trad er een fantastische verwarring op tussen het persoonlijke en het politieke. Ik kan het ook anders formuleren. De sores van de Nederlandse politiek en de langdurige formatie van het kabinet-Rutte (127 dagen) hield ongeveer gelijke tred met de crisisgevoelens die zich in mijn brein en buik begonnen te ontwikkelen. Het begrip depressie is onderhand ingeburgerd, maar bestaat er ook iets als een ‘politieke depressie’ – eentje die zowel klinisch van aard is, maar toch ook direct te maken heeft met psychosociale en omgevingsfactoren?

Het leek mij een angstwekkend staaltje van politieke betrokkenheid dat ik zo gegrepen kon worden door de formatieperikelen: zweten, draaierig in hoofd en buik, hartkloppingen, acute claustrofobie (vooral in bewegende voertuigen van openbare snit), angst, angst en nog meer angst. ‘Lieve help,’ zei ik tegen mezelf, ‘het is mooi dat je het nieuws een beetje volgt, maar je kan het ook overdrijven.’

Op 30...