Ik kan nooit politicus zijn, omdat ik als jong mens al zo lang leider van een kleine gezinsfractie was

Ik heb een grote bewondering voor politici, voor bijna allemaal, en die bewondering wordt hooguit getemperd door een even krachtig gevoel van bevreemding. Vergaderzaaltjes, mobiliteitsproblemen, parkeerbeleid: zij buigen zich er toch maar over. Rare petten op tijdens campagnetijd, dossiers mee naar huis, geharnaste teksten uitspreken die bij het verlaten van de mond al in tegenspraak zijn met hun rechte rug.

Ik kan me heel goed voorstellen dat ik bijvoorbeeld rechter was geworden of onderwijzer, of muzikant vooral, maar politicus… nee. Terwijl ik toch ‘in de politiek geïnteresseerd ben’, zoals dat zo breeduit heet, ontwikkelingen bijhoud en op verkiezingsavonden voor de buis zit met een opgewondenheid die je als homo eigenlijk hoort te reserveren voor het Eurovisie Songfestival.

Gisteren begreep ik ineens beter waarom een politieke carrière er voor mij niet in zit. Rond het...