Nogal wat grote dichters van vroeger hadden praktische studies gedaan, bijvoorbeeld rechten (Nijhoff, Marsman, Bloem) of medicijnen (Slauerhoff, Vestdijk). Tegenwoordig lijkt een beschouwelijke achter­grond populairder: er lopen nogal wat hele en halve filosofen rond in de huidige dichtkunst (K. Michel, Arjen Duinker, Mustafa Stitou). Misschien zegt dat wat over de filosofie die van het zware sys­teemdenken soms snakt naar een lichtere versie van wijsheid. Het zegt zeker iets over de dichtkunst, die van een beeldend, klinkend en symbolistisch genre allang in hoge mate een denkend soort lijkt te zijn geworden.

Peter van Lier is ook van huis uit filosoof. Ooit betrad hij de letteren met een essay ‘Van absurdisme tot mystiek’, een karakteristiek tweespan voor hem; ook zijn gedichten hebben afwijkende, gekke trekjes, maar ze ademen daarnaast een licht verlangen naar inzicht uit. Zijn jongste bundel, met in de titel alweer zo’n mix van ernst en luim: Zes wenken voor muggen aan...