F. Starik. Door. Nieuw Amsterdam, 112 p., € 19,95

Frank Starik schrijft robuuste honkytonkpoëzie, uitermate geschikt voor de grote stad waar hij met kennelijk plezier doorheen stampt: steigers, duiven, iemand poetst z’n tanden, een ander is straalbezopen, weer even verderop staat de daklozenkrantverkoper: ‘ik neem de trein en reis / van zaal tot zaal waar ik mijn zoete woorden achterlaat / dan vlug terug kedeng kedeng weer thuis.’ Op sommige momenten herinnert zijn werk aan dat van Ter Balkt, bijvoorbeeld in het retorische ‘Gras’: ‘Zal gewoon doorgroeien. Pas op voor het gras’, maar het is toch vooral de vaart en de energie die je bijblijven, meer dan de taal. Ik geloof ook niet dat er dubbele boodschappen of psychologisch-filosofische bespiegelingen onder schuilgaan, maar het plezier in de werkelijkheid is onweerstaanbaar: ‘Sorry man. hemelvaartsdag, geen bloemenwinkel open. Dan maar zonder.’ In een, voor een dichtbundel ietwat uitzonderlijke ‘uitleiding’...