16-08-2008
Door Kees Driessen

MONGOL– Dzjengis Khan liep in zijn tijd een groot deel van de bewoonde wereld onder de voet. Begin dertiende eeuw heerste hij van Bei­jing tot Boedapest: het grootste aaneengesloten rijk aller tijden. Wil je over zo iemand een film maken, dan heb je een heleboel figuranten nodig. Ook als je, zoals de Rus­si­sche regisseur Sergej Bodrov in het eerste deel van een geplande trilogie, alleen nog de beginjaren laat zien. Niemand wil een film over Dzjengis zonder massascènes. Vroeger was dat organisatorisch en finan­cieel een hercules­arbeid. Het is de Russen in het verleden soms gelukt (denk aan Eisensteins Oktober uit 1928 of Oorlog en vrede van Sergej Bondartsjoek uit 1968), maar sinds de ineenstorting van de Sovjet-Unie is van de nationale filminfrastructuur weinig over. Bodrov laat echter zien dat Rus­sen weer groots kunnen filmen. Met dank aan de computer, waarmee het creëren van gigantische veldslagen binnen handbereik van bescheidener...