26-04-2008
Door Kees Driessen

THE FALL – Er is een chronisch tekort aan fantasie in de cinema. Veel te vaak zien we in de bioscoop alledaagse mensen met realistische problemen, die zich afspelen in het hier en nu. En als filmmakers daar al van afwijken, gaat dat negen van de tien keer volgens een vast stramien: een kostuumdrama, een actiefilm, een politiethriller. Netjes volgens de regels van het genre. Daarom is The Fall zo’n verademing. Een grootse film, die zich niks aantrekt van genre of psychologie en zich overgeeft aan theatrale kostuums, dramatische sets en een opeenvolging van adembenemende locaties. Van de woestijn belanden we in de bergen, van de piramiden in een moskee, van de Chinese Muur in Tibet, van een onbewoond eiland in een mythische veldslag – er komt geen einde aan. De enige beperking is de fantasie van een bedlegerige stuntman in een ziekenhuis, ergens in de jaren twintig. Want die vertelt aan een ontwapenend eigenwijs meisje het verhaal over helden...