Op 21 maart 1990 leed de Partij van de Arbeid bij de gemeenteraadsverkiezingen onverwacht een zwaar verlies. De Provinciale Statenverkiezingen van 6 maart 1991 liepen nog slechter af. ‘Heer, wat heeft de PvdA misdaan?’, vroeg fractieleider Thijs Wöltgens zich verbijsterd af.

Partijvoorzitter Marjanne Sint signaleerde ‘vervreemding tussen de PvdA en het electoraat’. De partij moest weer op zoek naar ‘het contact met de gewone kiezer in de wijk’. Op braderieën en markten werd een briefkaart verspreid die teruggestuurd kon worden. De kaart was opgesierd met de afbeelding van een menselijk oor (‘ons belangrijkste partijorgaan’). De reacties waren niet hoopgevend: bejaarden klaagden dat ze de strijdbaarheid en het idealisme van vroeger misten, jongeren vonden de partij juist te weinig pragmatisch.

Vertegenwoordigers van de middenklasse noemden de belastingen te hoog. Ze vonden dat er te veel voor de uitkeringsgerechtigden werd gedaan. Uitkeringsgerechtigden spraken daarentegen van...