Ze tovert met doeken, spiegels, groen, openheid: Petra Blaisse doorbreekt de tirannie van architectuur.

Ze tovert met doeken, spiegels, groen, openheid: Petra Blaisse doorbreekt de tirannie van architectuur. De invloed van een onbekende ontwerpster op ’s werelds beroemdste gebouwen: ‘Je kunt de vrijheid die ze brengt proeven door licht, beweging, doorzicht en uitzicht.’

Dit stuk stond op 24 april 2015 in Vrij Nederland. Nu is Blaisse genomineerd voor de Dutch Design Awards. Dat zagen wij vanzelfsprekend wel aankomen.

Als ze hadden opgelet, hadden ze het haar kunnen horen zeggen: ‘We vragen steeds hetzelfde, en op een dag lukt het.’ Maar ze luisterden niet, de mannen in overhemden.

De specialisten die het Berlijnse Springer-gebouw ontwikkelen, komen om de week bijeen. Ze zitten in een hoek van het Rotterdamse hoofdkantoor van architectenbureau OMA. Vandaag hebben ze er twee dagen vergaderen opzitten over de achtste versie van het ontwerp. De tafel staat vol met maquettes, bouwtekeningen liggen verspreid. Open kartonnen dozen met vergeten broodjes. De mensen rond de tafel hebben blauwe kringen onder de ogen en verward haar. Er is een dusdanige vermoeidheid dat er scheurtjes ontstaan in de pantsers van professionele formaliteit.

In de Zimmerstrasse in Berlijn, de straat die eens het Oosten van het Westen scheidde, komt, vlakbij Checkpoint Charlie, het nieuwe hoofdkantoor van het Duitse mediaconcern Axel Springer. De prijsvraag ervoor is vorig jaar gewonnen door het Rotterdamse Office for Metropolitan Architecture (OMA). Op het dak van het gebouw, dat aan de voorkant doet denken aan de opengesperde bek van een dier, zal een drieduizend vierkante meter tellend stadspark worden aangelegd. Verantwoordelijk daarvoor is een bureau dat bij het grote publiek niet bekend is, maar wel bij elk internationaal opererend architectenkantoor: het in Amsterdam aan de Nassaustraat gevestigde Inside Outside (IO). Oprichtster Petra Blaisse (1955) maakt deel uit van het leger ontwerpers, technici en architecten dat over de aarde vliegt om in Azië, Europa, de VS en het Midden-Oosten in wisselende samenwerkingsverbanden de iconische gebouwen vorm te geven die symbolen moeten worden van succes, macht en welvaart.

Foto: Jan Rosseel
Foto: Jan Rosseel

Blaisse en collega Jana Crepon zijn aangeschoven om te overleggen. Met al die technische installaties op en onder het dak wordt het moeilijk bomen planten. ‘Ik begrijp het helemaal,’ zegt Blaisse tegen de afgematte techneuten die uitleg geven over de noodzakelijke plaatsing van ontluchtingskanalen, gevelreiniging, nooduitgangen en airconditioning, ‘wij moeten alleen een publieksvriendelijke tuin zien te maken zonder al teveel apparatuur.’ Ze zegt dat heel charmant, Petra Blaisse is heel charmant, ze maakt een w van de v (‘Wenetië’), ze maakt de ‘s’ heel zacht, ze legt een fluwelen laag om de taal – de heren lachen toegeeflijk. Blaisse en Crepon luisteren, denken mee, doen suggesties voor alternatieve oplossingen, maar de ploeg komt in niets hun richting uit. Blaisse rolt met haar ogen, steekt tegen mij haar tong uit. Glimlachend: ‘Zullen we er maar een technopark van maken dan? Ein ganz anderes Thema.’ Het gezelschap begaat de fout nogmaals flauwtjes te lachen. Dan staat Blaisse op en zegt in het Duits: ‘Een voorstel voor de heren hier: zorg dat jullie volgende keer met een realistisch plan komen. Mijn mensen doen hier erg hun best voor, zo kunnen we niet werken, dit is niet grappig. Versuchen Sie es.’ Ze pakt haar tas en loopt weg.

De lachjes op de gezichten aan tafel verstarren, de jonge blonde projectleidster wordt rood.

Blaisse is ook de levenspartner van Rem Koolhaas, oprichter van OMA, tevens de beroemdste architect ter wereld.

‘Af en toe beslis je om even tactloos te zijn,’ zegt ze later op de terugweg naar Amsterdam. Verderop tekenen zich de molens van Stompwijk af. Er is hier vlakbij een tuin van een vriendin waar ze af en toe een dag gaat werken. Dan doet ze niets dan spitten, uitgraven, splijten, zaaien.

Grond in haar handen.

Ontsnappen aan de tirannie van de architectuur.

Ze zal in de weken dat ik haar volg opvallend vaak varianten op het woord ‘ontsnapping’ gebruiken. Als in: ‘Waar ik altijd over begin, is: hoe kunnen die mensen in die gebouwen ontsnappen? Waar zitten ze in het licht? Wat zien ze als ze naar buiten kijken?’

Gaatjes in de gordijnen
Het in 1991 opgerichte Inside Outside bestaat uit een interieur- en een landschapsafdeling. Blaisse, van oorsprong tentoonstellingsontwerper, maakt voor grote culturele instellingen wereldwijd gordijnen en tapijten die architectonische problemen oplossen. Zo kon architectenbureau OMA voor Casa da Musica in Porto een glazen gevel maken omdat Inside Outside een reeks monumentale geluid- en lichtfilterende doeken ontwierp die de ruimte afwisselend de intimiteit van een theater of de akoestische omgeving van een concertzaal kunnen verschaffen. Voor Banque de Rothschild in Londen ontwikkelde haar team voilen doeken met repen kunstleer die niet alleen een akoestische functie vervullen, maar in de lobby ook extra ruimtes kunnen creëren. Voor het Chazen Museum of Arts & Design in Madison (VS) ontwierp ze lichtfilterende en warmteregulerende doeken met lasergesneden fractale vormen die in de imposante lobby een intieme dinerruimte mogelijk maken. Ann Goldstein, de voormalig directeur van het Stedelijk Museum Amsterdam, vroeg Blaisse om een wandtapijt voor de nieuwe entree van het gebouw. ‘Ze was mijn enige keus,’ laat Goldstein uit Los Angeles weten, ‘vanwege haar briljante toepassing van materialen to articulate space.’
De landschapsafdeling van Inside Outside verzorgde onder meer de tuinen rondom de CCTV-toren in Peking en de Shenzhen Stock Exchange. Een van de lopende projecten is de buitenruimte van de Universiteit van Amsterdam op Roeterseiland. En onlangs werd bekend dat het bureau het landschap rondom het Walker Art Center in Minneapolis gaat aanpakken. Het gebouw van architecten Herzog & de Meuron heeft een slechte circulatie, bezoekers komen via de achteringang binnen en ontregelen zo de hele verkeersstroom. Inside Outside, de Britse architect David Adjaye en de Chinese kunstenaar Ai Weiwei werd om advies gevraagd voor de 75 miljoen dollar kostende renovatie. IO bedacht een nieuwe ingang en een landschap dat de bezoekers op de juiste wijze het gebouw in leidt. ‘Dit plan verpakt het hele gebouw in een tapijt van groen,’ zei directeur Olga Viso in de Amerikaanse pers.
De naam van Blaisses bureau wijst niet alleen op het werk in en rondom gebouwen, maar legt ook een verband tussen die twee. Blaisse wil grenzen opheffen. Gordijnen voor ramen, die tot doel hebben een scheiding aan te brengen tussen binnen en buiten, vindt ze iets monsterlijks. Ze maakt altijd gaatjes en rondjes in het materiaal. Er moet altijd doorheen te kijken zijn. Voor de Seattle Library, een samenwerking met OMA, ontwierp ze onder meer enorme tapijten met plantenmotieven om ‘een visuele eenheid te creëren’ met het landschap eromheen. ‘Waar ik stop, gaat zij door,’ zegt landschapsarchitect Piet Oudolf, met wie ze bevriend is. ‘Ik ga tot de deur; zij neemt het hele gebouw mee.’
Zwemmen in zee

De ‘tirannie van de architectuur’ waar Blaisse op doelde, ligt in de complexiteit en de duur van de opdrachten. ‘Het is zo intellectueel en je moet jezelf zo motiveren,’ had ze op de terugweg van Rotterdam naar Amsterdam gezegd, stapvoets in de file in haar oude witte Audi, ’dat je vergeet dat je mens bent, een lichaam.’

Twee dagen later zou ze een paar dagen naar een afgelegen plek op een Italiaans eiland vertrekken. ‘We hebben er ons hele leven over gedaan om het te vinden,’ had ze gezegd, ‘en het bevalt als een gek.’

Ze had ter hoogte van Stompwijk over haar stuur geleund en verlangend voor zich uit gezegd: ‘Even los kunnen laten. Even dromen. Zwemmen in zee.’

Neem het enorme stadspark in Milaan dat tussen het Centraal Station en het Garibaldi Station komt te liggen. Inside Outside won er al in 2004 de prijsvraag voor, met een team waarvan ook landschapsarchitect Piet Oudolf en grafisch vormgever Irma Boom deel uitmaken. In 2016 kunnen ze, als ze geluk hebben, met de aanleg ervan gaan beginnen. ‘Alleen al een analyse maken van wie de grond is, kostte jaren. Voor je over iets als “waterhuishouding” gaat nadenken, moeten de technische tekeningen van de parking en van het metro- en treinstelsel onder de bodem boven water komen. Waar zitten de kolommen, hoeveel gewicht kunnen die hebben, is dat dak waterdicht? Hoe diep liggen die tunnels, hoe breed zijn ze?’

Komt er dan na jaren een definitief ontwerp, dan moet dat ter goedkeuring naar alle verschillende diensten van de gemeente Milaan die het park moeten gaan ondersteunen en onderhouden.

Een dromerig soort meditatie

Wat Blaisse probeert, is de sleutel vinden van een project. En daar geeft ze alles voor, al moet het jaren duren, al moet ze alles wat ze gemaakt heeft weggooien en weer van voren af aan beginnen met wat ze noemt ‘the perfect zero’.

Een samenwerking begint met analyse: wat zijn de vragen, wat zijn de omstandigheden, hoe liggen de verhoudingen?

In haar kantoor op een ochtend begin maart: ‘Dan sta je ineens in Doha, Shenzhen, Tapei, Dubai en je weet toch van niks? Wat doe je daar in godsnaam? Daar heb je toch helemaal geen connectie mee? Je wordt niet zomaar toegelaten tot de essentie van dingen. Daar is tijd voor nodig en zeker in onze rol, wij zijn nooit de hoofdrolspeler, hè? En dus heb je niet een positie, je bent niet degene op wie de mensen wachten. Je gaat eerst eens opnemen waar je bent en wie het zijn, wat daar de waardes zijn en de allergieën en de passies. En dan kijk je waar er ingangetjes zijn.’

Dit zijn situaties waarin ze zich van jongs af aan heeft bekwaamd als dochter van een manager bij Unilever die steeds naar andere Europese steden werd overgeplaatst. Blaisse werd geboren in Londen en woonde tot haar veertiende in onder meer Lissabon, Wenen, Stockholm. ‘Om de zoveel tijd was het weer: hup, het vliegtuig in. Stond je voor een nieuwe klas, doodzenuwachtig natuurlijk. Dan kan je heel ongelukkig worden, maar daar moet je op de een of andere manier uit zien te komen. Dat heb ik als kind moeten leren, want je kan niet huilend door het leven gaan omdat je niemand kent en niks begrijpt en niks verstaat.’

Om zo snel mogelijk te integreren moest ze ‘heel snel begrijpen waar ze terecht was gekomen, en hoe de hiërarchie in een klas was’. Eenmaal weer thuis van school, bij het ‘guzinnetje’, ze spreekt dat woord uit alsof ze het hele fenoneem tussen aanhalingstekens zet, rangschikte ze de wereld op kleur en vorm: van licht naar donker, van klein naar groot, van rond naar vierkant. Ordening. Harmonie. Een dromerig soort meditatie die er op gericht was kracht te verzamelen.

Ademruimte

Hoe los je dit op? Hoe los je dat op? Waar wij bang voor zijn…

Heb je dit gezien? Heb je dat gezien? Heb je op die ingang gelet?

Blaisse en twee medewerkers van Inside Outside staan rondom een maquette van een project van OMA dat geheim moet blijven. De architecten lichten hun ontwerp toe. De landschapsarchitecten van Inside Outside stellen vragen.

De spiegelvloeren in Huis Sonneveld. Foto: Johannes Schwartzman
De spiegelvloeren in Huis Sonneveld. Foto: Johannes Schwartzman

De voertaal is Engels met Franse, Italiaanse en Nederlandse accenten. Blaisse werkt niet alleen samen met de meest prestigieuze architectenbureaus ter wereld, ze bemoeit zich liefst vanaf het eerste moment met het hele gebouw.

Hoe komt er daglicht binnen?

De ene kant van het gebouw spreekt een andere taal dan het andere deel. Wil je dat het er als één gebouw uitziet, of als twee?

Na een minuut of twintig is het Blaisse die op de stoel van de tekenaar voor het scherm zit en staat de rest om haar heen.

‘Het is een beetje somber binnen,’ wijst ze. Iemand uit de groep stelt iets voor waardoor er meer licht het gebouw kan binnenkomen. ‘Ja dat is het beste,’ besluit ze. Ze brengt haar handen naar haar hart en doet of haar borst opengaat: ‘Aaaah, dat zal een opluchting zijn, ademruimte!’

Zo gaat het bij elk project, zeggen haar medewerkers, dat is hoe Blaisse haar zaak heeft opgebouwd: ze denkt vanaf het begin mee. Dat heeft in de eerste plaats tot doel dat de mechanica, bijvoorbeeld de rails, in de structuur van het gebouw kunnen worden opgenomen. Blaisses doeken (‘materiaal’ zegt ze liever) wegen soms honderden kilo’s; dat moet de constructie kunnen dragen. Hoe eerder ze erbij zijn, hoe beter, ook om de perfecte omstandigheden voor hun landschappen te creëren. Maar haar bureau wordt ook gevraagd vanwege ‘de andere blik’. ‘Wij vertegenwoordigen iets anders,’ zei Blaisse na de dag bij OMA. ‘Wij ontsnappen aan de wetmatigheden van de architectuur, we doorbreken die om er een nieuwe laag aan te kunnen toevoegen.’

Productief aarzelen

‘Zonder de samenwerking met haar zouden dingen eerder ophouden,’ zegt architect Rem Koolhaas (1944). Hij belt vanaf het vakantieadres in Italië. Er is geen goed mobiel bereik. Hij heeft een stuk moeten wandelen om te kunnen bellen.

Koolhaas – zijn stem, zijn intonatie lijkt op die van Blaisse (dat is wat liefde met mensen doet): ‘Het is in principe de kracht van het bureau om iedereen te laten meepraten, om werkelijk partnerships te orkestreren om tot een maximaal ontwerp te komen, maar Petra is vanaf de oprichting van ons Nederlandse bureau een vaste gesprekspartner. Je probeert tijdens een bouwproces elk aspect te overzien en recht te doen. Juist door de intimiteit waarmee we samenwerken met haar bureau worden wij genuanceerder, het stelt ons in staat nog dieper in te gaan op de mogelijkheden – dat heeft te maken met haar grondigheid.

Als je me kent, weet je dat ik de grootste moeite heb met architectuurretoriek. Heel veel architecten gebruiken retoriek om van architectuur een bolwerk te maken dat anderen buiten moet sluiten, om onzekerheden te verbergen. Ik vind het mooi dat Petra een taal heeft die niet per se door het beroep is gevormd. Een van de krachten van Petra is dat ze op een productieve manier kan aarzelen; dat is een openheid die uitnodigend is.’

Oplossingen die in de handen van architecten vaak zwaar zijn, zijn bij haar veel lichter, zegt hij. Maar het is niet louter een kwestie van ‘gevoelige verfijning’, waarschuwt hij. ‘Haar werk is de laatste jaren steeds technischer geworden. Ze claimt steeds grotere terreinen.’

Privéleven

‘Blaisse/Koolkaas’ staat er op een klein messing plaatje naast de ingang van een statig adres in Amsterdam.

Sinds 1986 ‘delen ze een leven samen’. Blaisse laat er niet graag iets over los. Het ligt ingewikkeld.

Als zij zelf een stuk zou lezen in een blad over een professionele vrouw als zijzelf, zei ze in de auto op de terugweg van Rotterdam, ondertussend wijzend op de vluchten kieviten, dan zou ze hopen dat het niet over het privéleven van zo iemand zou gaan.

Soms is het nodig, zei ik. Als het licht werpt op iemands professionele leven.

Nu ik Koolhaas aan de lijn heb, wil ik iets zien te vangen van de emotionele kwaliteit van die samenwerking. Eén vraag, neem ik mezelf voor.

‘Kun je je nog de eerste keer herinneren dat je Petra zag? Wat was je eerste indruk?’

Hij: ‘Dat wil ik niet in de pers, maar laat ik wel zeggen dat…’

(Onverstaanbaar door gekraak slechte verbinding)

Ik: ‘Ik hoorde je laatste zin niet.’

Hij: ‘Laat ik wel zeggen dat..’ (onverstaanbaar door gekraak)

Ik laat het erbij.

Leven in de omgeving van een wereldberoemde architect maakt terughoudend. Zo kom ik er pas na een tijd achter dat Blaisses pr-medewerkster, Anna van Dorp, haar dochter is. Als ik dat tegen Van Dorp zeg, hoe suf dat is, barst ze in lachen uit. ‘Dat is toch ook niet relevant!’ roept ze vrolijk.

Een lang vergeten retoriek

Als je er filosofisch over wilt doen, zou je kunnen zeggen dat Blaisse ‘de rationaliteit van het architectuurontwerp tegenspreekt door genereuze welvingen te introduceren, cirkels en ovalen.’ Zo creëert ze ruimte voor ‘otherness’: de cultuur van ‘Het Andere’. Dit zijn althans de woorden van Chris Dercon, directeur van Haus der Kunst in München met wie Blaisse heeft samengewerkt. Dat is waarschijnlijk wat Guus Beumer, directeur van Het Nieuwe Instituut, bedoelt als hij op een ochtend in maart tegen Blaisse zegt: ‘De discussie over ruimte is in Nederland via het begrip publieke ruimte altijd gepolitiseerd en gepolariseerd.’ Hij noemt het ‘een protestants ruimtediscours’: ‘Nederland kent schaamte voor schoonheid, het moet altijd gaan over economie, efficiëntie.’

‘Jij introduceert een heel andere retoriek,’ had hij tegen haar gezegd in de allereerste voorjaarszon van het jaar op het terras van het instituut – Blaisse zat te stikken van de hitte in haar wollen pak – ‘een lang vergeten retoriek over ruimte in relatie tot schoonheid, tactiliteit, betekenis.’

Family of Lines, Sittard, voor de Rabobank Westelijke Mijnstreek. Foto: Peter Tijhuis
Family of Lines, Sittard, voor de Rabobank Westelijke Mijnstreek. Foto: Peter Tijhuis

Hij gaf haar een cadeautje: een batik lap zoals zijn Indonesische oma mee naar Nederland nam toen ze hier als jonge vrouw na de oorlog opnieuw moest beginnen. Beumers oma had ook haar Singer naaimachine meegenomen, en een Kuifje om Nederlands uit te leren. Blaisse slaat de lap om haar middel, op een vol terras.

Niet dat ze ergens een cadeautje voor verdient, merkt ze zelf op; de spiegels die ze zes weken eerder in Huis Sonneveld heeft neergelegd, zijn gaan opbollen en barsten.

Dit was het idee geweest: Huis Sonneveld, een modernistische woning uit 1933, behoort tot de collectie van Het Nieuwe Instituut. Blaisse was gevraagd om, zoals dat in die kringen heet, ‘een interventie te doen’. Ze had in januari het huis van alle vitrages ontdaan en alle vloeren, inclusief de terrassen, met spiegelplaten laten bedekken, zodat alles één vloeiende beweging werd. Buiten kwam naar binnen door de weerspiegeling van de lucht op de vloer, binnen gleed naar buiten als een waterplas.

‘Het was mijn bedoeling om door spiegeling het principe van het nieuwe bouwen uit te vergroten en met een overdosis aan “licht, lucht en ruimte” de zwaartekracht tegen te spreken,’ zei ze op de opening eind januari, gekleed in een dikke gebreide trui en een monumentale rok: ‘Alles wat zwaar is, wordt licht.’

Toen ging het vriezen en zijn de platen buiten losgesprongen. Ze had er die ochtend op haar knieën naar zitten kijken. Een paar uur daarvoor had ik haar ontmoet bij haar huis in Amsterdam-Zuid. Ze droeg een wollen pied de poule broek in de kleurcombinatie blauw groen, een blauwe blouse, een groen wollen vest, zwarte platte schoenen met groene zolen en een lila zonnebril van Dior. Dit zorgvuldig gekozen ensemble gaf haar tegelijk iets gedistingeerds en clownesks.

Blaisse: ‘Er is hier karig lijm gebruikt.’

Platenlegger: ‘Dat heb ik expres gedaan.’

Blaisse: ‘Met welke filosofie dan?’

‘Ik dacht dat juist minder lijm het krimpen en uiteenzetten van de platen mogelijk maakte.’

Nu moeten de platen worden doorgezaagd en met ruimte ertussen worden teruggelegd zodat ze in de zomerzon kunnen uitzetten. Blaisse aarzelt. Die naden verpesten natuurlijk het hele concept van een aaneengesloten spiegeling.

Hoofd Gebouwenbeheer, die eerst had gebromd ‘moet niet nog eens gebeuren, beetje zonde geld’, stelt nu voor om de naden te laten aansluiten met aluminiumtape: dat spiegelt ook. Blaisse, nog steeds geknield, kijkt op: ‘Dat vind ik, serieus en niet sarcastisch, echt heel gevoelig gedacht.’

De vrijheid die ze brengt

Erkenning dat haar werk niet louter aankleding was, maar architectuur, kwam in 2012 toen Blaisse het Nederlandse paviljoen van de Architectuur Biënnale in Venetië mocht inrichten. Ole Bouman, directeur van het vroegere Nederlandse Architectuur Instituut (NAi), vroeg haar om een commentaar op de enorme leegstand in Europese kantoorpanden. Blaisse liet meer dan tweehonderd vierkante meter plafondhoog gordijn in intervallen van anderhalve minuut langs een door kleine motoren aangedreven fietsketting door de ruimte bewegen, waardoor er in het Rietveld Paviljoen, dat zelf meestal leeg staat, zo’n twaalf verschillende kamers ontstonden. ‘Ruimtelijke poëzie’ noemt Bouman dat. ‘Voor mij gaf Petra Blaisse hier de architectuur haar zelfvertrouwen terug. Zelfs in barre tijden kun je met weinig middelen iets unieks maken.’

Bouman werkt tegenwoordig in de Chinese stad Shenzhen. Hij mailt iets interessants over Blaisses aanpak: ‘Er bestaat een geschiedenis van de architectuur als de voortschrijdende bevrijding van de ruimte uit het regime van het materiaal. Het is vaak voorgesteld als een heroïsche strijd tegen de zwaartekracht, tegen de normen van constructietechniek, de economie van de rechte hoek. Dat levert soms erg ingewikkelde architectuur op. Blaisse, misschien wel omdat ze zich minder hoeft te bewijzen, is stappen verder. Zelfs in afgeschreven architectuur kun je de vrijheid die ze brengt proeven door licht, beweging, doorzicht en uitzicht.’

De installatie voor de Biënnale vertegenwoordigt ook het idealisme in haar werk, meent Blaisses dochter Van Dorp, die vorig jaar voor de zesde Architectuur Biennale van Bordeaux een filmcompositie maakte over het werk van haar moeder. ‘Dat er geen grenzen zijn, geen harde grenzen, geen muren, dat alles weer anders kan worden als je dat zou willen. Dat is ook haar karakter, ze leeft ook zo.’ Dat Van Dorp zelf na de scheiding van haar ouders bij haar vader opgroeide, ziet ze als een voorbeeld van Blaisses anti-conservatieve houding. ‘Er zijn mensen die grenzen prettig en veilig vinden, en mensen die grenzen benauwend vinden, en zij is een van die laatste, zij wil er aan ontsnappen.’