Paul Jansen, die de nieuwe hoofdredacteur van De Telegraaf lijkt te worden, werd in 2010 door zijn collega’s verkozen tot de beste duider van het Binnenhof. We spraken hem vlak daarna over zijn krant, Wilders en linkse journalistiek.

‘Nu moet ik natuurlijk zeggen dat ik voor mijn lezers schrijf, en niet voor mijn collega’s. Dat zal allemaal wel, maar ik ben hier toch wel heel erg blij mee.’ Paul Jansen (42), politiek commentator van De Telegraaf, is verbaasd dat zijn collega’s hem als beste politiek commentator van het Binnenhof hebben aangewezen. En vereerd. We spreken hem in perssociëteit Nieuwspoort in Den Haag. Het is er vrijwel uitgestorven: de Kamer is met reces, het journaille dus ook. Jeroen de Graaf, de politiek assistent van Jan Peter Balkenende, komt met zijn handen in zijn zakken naast de tafel staan. De Graaf stopt Jansen guitig een chocolaatje toe. Jansen maakt op zijn beurt een lollige opmerking over de indrukwekkende buik van De Graaf.

In Nieuwspoort voeren journalisten en politici off the record gesprekken. Buiten de poort van de sociëteit vliegen zij elkaar geregeld in de haren, hier binnen zijn zij vrienden.

Paul Jansen is een journalist die politici maar al te graag te vriend houden. ‘Ze zijn bang om de toorn van De Telegraaf over zich af te roepen,’ zegt Radio 1-commentator Joost Vullings. Jansen is chef van de politieke redactie van De Telegraaf en schrijft, naast journalistieke stukken, een politieke column. Dé dinsdagcolumn van de krant van wakker Nederland: gevreesd door politici, gelezen door iedere Binnenhofbewoner.
Ik heb wel eens te doen met jongens van Het Parool. Dat kunnen beregoede journalisten zijn, ze hebben toch een streepje achter

Die status heeft de column te danken aan Jansens voorganger, ‘mijn leermeester’ Kees Lunshof, bijna dertig jaar de meest invloedrijke parlementair journalist in Den Haag, tot aan zijn dood in 2007. ‘Ik heb het podium geërfd dat Kees had opgebouwd.’ Zijn collega-commentatoren bewonderen de wijze waarop hij de erfenis van ‘reus’ Lunshof draagt, en dat vindt hij dan ook het mooiste compliment. Over de keus van de hoofdredactie om hem in 2008 als opvolger van Lunshof aan te wijzen, is hij bescheiden. ‘Ik ben omhooggevallen.’

Merkt u hier op het Binnenhof dat collega’s u waarderen?

De Telegraaf wordt sowieso heel serieus genomen in Den Haag. Toen ik net begon en op andere deelredacties werkte, moest ik, omdat ik van De Telegraaf was, bij wijze van spreken op een bankje apart gaan zitten. Hier is dat anders.’

‘Als Jansen iets schrijft dan weet je dat het waar is,’ zeggen uw collega’s. Bent u zo’n netwerker?

‘Mensen zeggen mij gedag omdat ik van De Telegraaf ben. Ik heb wel eens te doen met jongens van Het Parool. Dat kunnen beregoede journalisten zijn, ze hebben toch een streepje achter omdat hun krant minder belangrijk wordt geacht. Maar als ik morgen weg ben en iets anders ga doen, gaat echt niemand mij bellen hoe het met me is.’

Heeft u een aantal vaste bronnen? Sparringpartners met wie u altijd belt?

‘Ik denk dat iedere journalist die heeft. Ik dus ook. Ik had wel een goed netwerk onder de PvdA-bewindspersonen toen het kabinet nog zat. Dat zou je misschien niet verwachten van een Telegraaf-journalist.’

Hoe heeft u dat bereikt?

‘Gewoon, door open en eerlijk te zijn. Hard, maar fair.’

Is het waar dat VVD’ers de gezelligste politici zijn?

‘Ja. Maar ik vind PvdA’ers ook hartstikke leuke mensen. Ze krijgen alleen iets vervelends over zich als ze bij elkaar zitten. Wouter Bos heeft eens gezegd: “Zet drie PvdA’ers bij elkaar in een kamer en je moet een milieuvergunning aanvragen voor de zuurgraad.” Maar als je ze apart treft: prima lui.’

Uw collega’s roemen de invloed van uw column. Merkt u daar iets van?

‘Zelf dacht ik in het begin: who the fuck is die Paul Jansen? Op een gegeven moment kwam er meer feedback. Laatst schreef ik een column over de bezuinigingsvoorstellen van de ambtenaren. Ze moesten ook zichzelf onder de loep nemen, maar daar bleken ze toch minder creatief in te zijn. Dat vond ik schandelijk. Niet in eigen vlees snijden, maar het wel presteren de bovengrens voor geestelijk gehandicapten te verlagen naar een IQ van 70, waardoor een hele categorie buiten de speciale zorg valt. Toen kwam er een minister naar me toe die zei dat ze het plan hadden laten vallen. De ambtenaren waren erg van mijn commentaren geschrokken. Toen dacht ik wel: wow, wat ik schrijf wordt dus wel allemaal gespeld.’

Actiekrant

Paul Jansen werd in het voorjaar van 2006 chef van de Haagse redactie van De Telegraaf. Bij toeval, eigenlijk. Vier jaar eerder was hij door de krant uitgezonden naar Indonesië. Terwijl Nederland de opmars en ondergang van de Lijst Pim Fortuyn beleefde, deed Jansen verslag van Bali-bommen en de tsunami. Koud terug in Nederland kreeg hij een telefoontje van Kees Lunshof. Hij zocht een chef voor ‘zijn’ Haagse redactie. Waarom de gezaghebbende commentator juist hem belde? Lunshof had iemand nodig, zegt Jansen. ‘Toen was het van: “Nou, die Jansen komt net terug, misschien kan hij het wel.”‘ Jansen begon in mei, in juni viel het kabinet. ‘We gingen de verkiezingen in en in december werd Kees ziek. Uiteindelijk is het verschrikkelijk snel gegaan. Met zijn overlijden viel er een zwart gat op de krant. We waren dertig jaar ervaring en continuïteit kwijt. En een fantastische journalist. Onvermoeibaar en bevlogen.’

Wat heeft u van Lunshof geleerd?

‘Allereerst: het land moet bestuurd worden. Je kunt overal kritiek op hebben, maar je moet de dingen wel in perspectief zien. Nederland is verschrikkelijk welvarend én er wordt verschrikkelijk geklaagd. Daar mag je niet in meegaan. Dat is waarom je altijd terugvalt op de centrumpartijen. PvdA, CDA en VVD hebben het door de decennia heen aangedurfd om het land te besturen. Hun verantwoordelijkheid genomen. Het is te makkelijk om vanaf de zijlijn te roepen dat het allemaal niet deugt. Kees heeft mij geleerd altijd nieuwsgierig en enthousiast te zijn, maar hij waarschuwde me ook voor de frustratie. Hij zei: je zult nooit het hele plaatje kennen. Je bent altijd de buitenstaander die door het mistige raam naar binnen kijkt en probeert te ontdekken wat er aan die tafel gebeurt.’
Wij zijn de echte volkskrant, omdat het volk De Telegraaf eerder leest dan de Volkskrant

Waarom noemt De Telegraaf zich zo graag ‘de echte volkskrant’?

De Telegraaf is een echte massakrant. De combinatie van serieus en luchtig nieuws spreekt een hoop mensen aan. Wij zijn de echte volkskrant, omdat het volk De Telegraaf eerder leest dan de Volkskrant. Uit onderzoek blijkt dat ons lezerspubliek over alle partijen verspreid is: het zijn ook PvdA- en SP-stemmers. Ik dacht altijd dat de krant alleen werd gelezen door VVD’ers, CDA’ers en alles wat rechts is, maar dat is dus niet waar.’

Onder hoofdredacteur Sjuul Paradijs is De Telegraaf weer meer een actiekrant geworden.

‘Ik heb moeite met dat etiket. Als Zembla de bouwfraude blootlegt, dan heet het onderzoeksjournalistiek. Als NRC en Volkskrant maandenlang met onthullingen over het Irak-onderzoek een beeld neerzetten van een bange premier die angstvallig op de deksel van een beerput zit, heet dat objectieve journalistiek. Als De Telegraaf verhalen tegen de kilometerheffing schrijft en er op wijst wat er allemaal met zo’n kastje gebeurt, dan heet het actievoeren. Waar ligt de grens? Wij zijn opener, of, zo je wilt, wat minder slim in het voeren van acties. Andere kranten zijn geniepiger, maar doen hetzelfde. Kijk hoe de Volkskrant met de hypotheekrente omgaat. Ze brengen een onderzoek van TNS NIPO onder de kop: 63 procent van de Nederlanders wil beperking hypotheekrenteaftrek. Ze zetten er alleen niet in dat tachtig procent van de mensen daarmee bedoelt: boven de miljoen euro! Dan ben je toch ook de zaak in een richting aan het sturen? Dus actiejournalistiek: nee. Noem het pittiger, of explicieter.’

U noemt De Telegraaf wel een rechtse krant. Waar zit ‘m dat in?

‘In de toonzetting van het hoofdredactioneel commentaar en natuurlijk in de nieuwskeuzes. Maar het is vooral omdat die anderen allemaal links zijn.’
Ik ben niet zo rechts, ik heb gewoon een hekel aan hypocrisie

Relatief rechts dus. Zoals een van uw collega’s laatst tegen de Volkskrant zei: ‘Ik ben niet rechts, ik heb gewoon een hekel aan links’?

Lacht: ‘Ja, dat vond ik wel een hele goeie. Bij mij ligt het iets anders. Ik ben niet zo rechts, ik heb gewoon een hekel aan hypocrisie. En dat kom ik bij links meer tegen dan bij rechts. Mijn vader zegt altijd: het zijn allemaal ballen gehakt, maar die rechtse zeggen ook gewoon: “Hallo, ik ben een bal gehakt.” Die op links doen net alsof ze het niet zijn. Kies dan maar wat je liever hebt.’

Laatst schreef u dat het een ramp zou zijn als het CDA de kans op een rechts kabinet zou verknallen.

‘Rechts wil de crisis oplossen door op overheidsuitgaven te bezuinigen en links wil de problemen te lijf door de overheidsinkomsten te vergroten. Als je dan een kabinet door het midden krijgt, heb je vlees noch vis. Je moet kiezen, en dan kies ik voor rechts. De overheid is al groot genoeg. Ik betaal met volle overtuiging 52 procent belasting, maar ik erger me kapot als ik de PvdA weer hoor zeggen dat de sterkste schouders de zwaarste lasten moeten dragen. Alsof dat niet al gebeurt! Waarom zegt de PvdA nou nooit dat het fantastisch is dat al die mensen meer dan de helft van hun salarissen aan de overheid overmaken? Iedereen betaalt, alleen in de politiek wordt gedaan alsof dat geen offer is. Met name links zou dat moeten erkennen. Het zou een hoop frustratie bij de mensen wegnemen. Niet alles, nee. Wij blijven een klagerig volkje.’

De Ad Melkerts

Misschien is De Telegraaf inderdaad de echte volkskrant – er wordt nogal wat geklaagd in de kolommen. Paul Jansen kiest in zijn columns voor een andere toon. Hij aarzelt niet Job Cohen ‘de buikspreekpop van Wouter Bos’ te noemen of D66 als ‘politieke parasiet’ weg te zetten. Maar over het algemeen zijn het scherpe en inzichtelijke stukken. In heldere taal biedt hij verrassende inkijkjes door het mistige Haagse raam. ‘Als politiek commentator wil ik een gefundeerde mening geven. Ik probeer uit te leggen wat de feiten zijn, en hoe verschillende partijen daarnaar kijken.’

Over één thema is Jansen uitgesproken fel: immigratie en integratie. Hij snapt namelijk wel waar het Hollandse geklaag vandaan komt. ‘Mijn vrouw is Aziatisch en toen ik voor het eerst bij mijn schoonfamilie in Amsterdam-Noord kwam, stond ik als keurige blanke jongen met mijn oren te klapperen. Ze waren keihard over hun allochtone buurtgenoten. Nigerianen met knetterharde muziek, Marokkanen die hun kinderen tot laat op straat lieten, noem alle vooroordelen maar op. Het was eind jaren tachtig en die kritiek was absoluut not done, maar ze hadden wél gelijk.

Later, toen Fortuyn populair werd, kwam mijn vrouw huilend thuis omdat ze in de tram hoorde dat ze naar d’r eigen land moest oprotten. Dat heeft mij wel gevormd. Was dat de schuld van Fortuyn, die aankaartte waar Bolkestein en Janmaat al eerder op wezen? Nee. Het is de schuld van de Ad Melkerts die de problemen jarenlang onder het tapijt hebben geveegd. Het typische pappen en nathouden van de PvdA. Je lost problemen niet op door ze te ontkennen. Zij hebben niet voorkomen dat de frustratie van het volk toenam. Daar ligt de basis voor de grote ontevredenheid in dit land en voor de kloof tussen burger en politiek. Daarom is Geert Wilders ook zo belangrijk.’

Waarom is Wilders zo belangrijk?

‘Wilders provoceert en schoffeert, zeker. Een kopvoddentaks vind ik echt een schandalig voorstel. Maar ondanks al zijn grofheid is hij constructief: hij houdt de maatschappij bij de les. Als een soort shocktherapie. Door Wilders blijven die thema’s op tafel liggen.’

Is het ook uw taak om die thema’s te agenderen?

‘Nou, ik zie het wel als mijn taak om Wilders niet op basis van vooroordelen af te rekenen, maar op de inhoud. Ik uit mijn mening als ik daar aanleiding voor zie. De meeste van mijn columns gaan gewoon over politieke processen en over de spelletjes tussen de mensen. Soms wijs ik er wel op: dit beleid lijkt allemaal zo aardig en sociaal, maar kijk eens wat je over je afroept. De overheid heeft een blinde vlek voor de problemen met ontwikkelingshulp, cultuursubsidies en asielbeleid.’
De Telegraaf is altijd de krant met de bijvoeglijke naamwoorden geweest. Er gaat een sausje overheen en dan wordt het wel eens een tikkeltje wild

Heeft u zich wel eens vergist in een column?

‘Ik heb wel eens een hard oordeel geveld over voormalig Defensieminister Van Middelkoop. Dat had ik niet moeten doen. Het voegt niets toe om mensen neer te sabelen. Die column was niet zozeer feitelijk onjuist, maar wel in toon. En toon is minstens zo belangrijk als inhoud.’

U vindt het te makkelijk om mensen neer te sabelen. Dat staat in contrast met andere artikelen in De Telegraaf.

‘Ik vind dat een politieke column zich daar niet voor leent. Of anders gezegd: die heeft het niet nodig.’

Maar in de krant doet u het wel.

‘Ja, nee, dat doen we niet. Ik lees het wel eens in hoofdcommentaren. En die schrijf ik niet.’

Tegen voormalig GroenLinks-Kamerlid Wijnand Duyvendak is De Telegraaf wel hard van leer getrokken.

‘Ja.’

En dat was niet alleen in het hoofdredactioneel commentaar.

‘Nee, Duyvendak was natuurlijk buitencategorie. Ella Vogelaar ook trouwens.’

Dan mag het wel?

‘Als je in een boek een misdrijf bekent, en daar in een persbericht ook nog eens ruchtbaarheid aan geeft om de verkoopcijfers op te krikken, dan roep je het over jezelf af. Het is natuurlijk niet gek dat er dan moord en brand wordt geschreeuwd.’

Je kunt ook bij de feiten blijven.

‘Maar dat hebben we toch ook gedaan? Die waren heftig genoeg. Het was moord en brand.’

Waar ligt de grens?

‘Je mag van mij hard zijn in het brengen van dit soort nieuws. Maar ik ben niet van de school die vindt dat je zo’n man dan ook nog eens persoonlijk moet kielhalen. Dat doet het nieuws wel. Duyvendak is gekielhaald door zijn eigen stommiteiten. En wij zetten daar grote koppen bij.’

En Ella Vogelaar?

‘Vogelaar was een drama van een minister. Dat vonden ze vooral binnen de PvdA zelf. En ja, daar worden pittige verhalen over geschreven. De Telegraaf is altijd de krant met de bijvoeglijke naamwoorden geweest. Er gaat een sausje overheen en dan wordt het wel eens een tikkeltje wild. Maar ik vind dat wij doorgaans echt binnen de grenzen blijven.’
Het grootste gevaar van een columnist is dat je alleen maar gaat benoemen wat er niet deugt

Uw columns zijn vaker hard over bewindspersonen van de PvdA.

‘Dat ben ik niet met je eens. Ik schreef als eerste: er hangt een sfeer van bederf rond het CDA. Het geestige is: als ik tijdens het afgelopen kabinet kritisch over de PvdA schreef, dan hingen ze direct aan de lijn. Boze reacties. En als ik het CDA bekritiseerde, dan belden diezelfde PvdA’ers mij op om te vragen of de CDA’ers al boos gereageerd hadden! En dan heb ik het dus niet over nummer 53 op de kieslijst.’

Wij hebben ook de kritiek gehoord dat aan sommige van uw stukken te lezen is dat u op schoot zit bij de VVD en het CDA.

‘Ja, dat hoor ik vaker. Ik word natuurlijk ingekaderd: Telegraaf, rechtse krant, die laat zich dingen wijsmaken door CDA en VVD. Terwijl ik probeer om me door niemand iets te laten aanpraten.’

Is het niet frustrerend om altijd die rechtse jongen van De Telegraaf te zijn?

‘O nee, dat vind ik helemaal niet erg. Ik heb toch alles aan De Telegraaf te danken? Alleen – en dat heb ik van Kees geleerd – moet je er op een verantwoorde manier mee omgaan. Ik zit niet op schoot bij politici. Ik spaar niemand. En ik geef ze complimenten, als ze dat in mijn ogen verdienen. Wouter Bos is met afstand de beste én de slimste politicus van de afgelopen jaren. Hij heeft de gave van het woord. Doorziet niet alleen het politieke spel, maar ook de meest complexe dossiers. Ik ben het inhoudelijk vaak niet met hem eens, maar het is doodzonde dat hij weg is. Het grootste gevaar van een columnist is dat je alleen maar gaat benoemen wat er niet deugt. En, eerlijk is eerlijk: het is wel verleidelijk. Als ik elke week roep dat het hier allemaal zakkenvullers zijn en dat ze niet naar het volk luisteren, krijg ik elke week applaus. Niet uit Den Haag natuurlijk, maar wel van de lezer. Dat bevestigt hun vooroordelen. Maar daar is die column niet voor. Dat is niet wat Kees mij heeft meegegeven.’