Nieuwe fictie

‘Wat ga je er­mee doen?’

Ze kijkt me met grote, don­kere ogen aan. Ik heb haar de tekst gevraagd van een gedicht dat ze over mijn – en haar – vader heeft geschreven. Ik voel me een dief die met haar herinneringen aan de haal wil gaan. Ik ben ook een dief. Een letterdief.

Ze brengt haar handen naar haar hoofd, vraagt me wat ik van haar kapsel vind.

‘Het staat je goed,’ zeg ik, opgelucht dat ik de eerste vraag kan negeren.

Ze heeft opnieuw hetzelfde korte kopje als toen ze zestien was, en erg mooi. Na eindeloos piekeren heeft ze besloten dat lang haar niet bij een vrouw van vijftig past. Ze zweert bij kleurshampoo, want een vrouw mag zich niet laten gaan. ‘Gij zijt griste gelijk of een koeie,’ zegt ze dikwijls met een lach tegen mij. Het is een uitspraak van mijn oma, de moeder van mijn moeder, die dezelfde strenge levensregel hanteerde: een vrouw mag zich niet laten gaan.

Ze is officieel gehandicapt verklaard. Ze krijgt een uitkering en geniet van...