Beeldende kunst / Picasso in het Van Gogh

Dat Picasso (1881-1973) de meest begaafde, veelzijdige en getalenteerde kunstenaar van de twintigste eeuw was zal niemand betwisten. Dat hij een competitieve, egoïstische, op het bloed van collega’s, kunstbroeders, vrienden en minnaressen levende vampier was ook niet. Picasso bestudeerde zijn collega’s niet, hij picassoficeerde ze: hij nam uit hun werk over wat hij kon gebruiken ter versterking van zijn eigen mythe. Dat klinkt haast als een sjamanistisch ritueel, en dat was het misschien ook wel een beetje. Het is niet moeilijk om je Picasso – met zijn voorliefde voor tarot en Afrikaanse maskers – voor te stellen als een schilderende medicijnman.

Picasso in Parijs, een tentoonstelling in het Van Gogh Museum met zo’n zeventig werken van de meester zelf (‘zeventig topstukken’ aldus de persafdeling) aangevuld met werk van tijdgenoten (Van Gogh, Lautrec en Bonnard, onder anderen), laat zien hoezeer Picasso door zijn omgeving werd beïnvloed....