In de jaren tachtig gaven de Vlaamse socialisten vreselijk af op Guy Verhofstadt, om zijn liberale economische ideeën ook wel ‘Baby Thatcher’ genoemd. Verhofstadt, toen minster van Financiën onder de christen-democratische premier Wilfried Martens, werd te jong en te rechts voor de politiek gevonden. Ook christen-democraten als Leo Tindemans en Etienne Davignon noemden hem trouwens een ‘kille boekhouder’ en iemand die het land in een ‘sociale woestijn’ wilde veranderen.

Persoonlijk mocht ik Verhofstadt, die ik in de Wetstraat ontmoette, wel: een brutale hond was het, maar wel eentje met humor en bravoure. Eind jaren negentig bleek de liberale leider meer in zijn mars te hebben dan iedereen verwachtte. Hij werd premier van het eerste paarse kabinet in de Belgische geschiedenis, met sociaal-democratische ministers maar ook vertegenwoordigers van Femke Halsema-achtige partijen als Ecolo en Agalev (afkorting voor: ‘Anders gaan leven’).

Euthanasie werd...