Op 13 april 2013 heropende het Rijksmuseum na tien jaar haar deuren. Vrij Nederland mocht van tevoren rondkijken. Ook de nieuwe directeur Taco Dibbits kwam al aan het woord: ‘Ik ben wat behoudender.’

Om de Nachtwacht van Rembrandt bouwde architect Pierre Cuypers in 1885 aan de rand van toenmalig Amsterdam een kathedraal voor de Nederlandse kunst. Niet eerder werd een schilderij zo op een voetstuk gezet, zo gepropageerd als symbool van een natie. Iedereen in aanbidding op zijn knieën voor de kunst. Schaamteloze, onversneden nationalistische propaganda was het. Cuypers’ vriend Georg Sturm blies de liefde voor het vaderland verder op met glas-in- loodramen en wandschilderingen waarin de Nederlandse helden en hun daden werden vereerd.

Honderd jaar later was het Rijksmuseum totaal van karakter veranderd. De binnenhoven waren bebouwd, vele plafonds verlaagd, de wandschilderingen van Sturm verwijderd, de decoraties van Cuypers en de wanden van de zalen wit gesausd. Zo was de katholieke kathedraal in de loop der jaren veranderd in een protestantse kerk. Tijd dus voor veranderingen, want niet alleen het gebouw, ook de presentatie van de collectie en de organisatie waren toe aan renovatie. Het museum was een eilandenrijk, een archipel van afdelingen met kleine dictators aan het hoofd. De afdeling geschiedenis zag de afdeling schilderkunst nauwelijks staan en andersom, in het museum stonden de meubelen naast de meubelen, het porselein zij aan zij met, u raadt het al, het porselein. Geeuw.

Nee, dan 2013: als directeur Wim Pijbes ter voorbezichtiging een rondleiding geeft aan Vrij Nederland, blijkt de nieuwe entree al overweldigend. De Spaanse architecten Antonio Cruz en Antonio Ortiz hebben het oorspronkelijke gebouw van Pierre Cuypers letterlijk op een voetstuk gezet. Die ingreep staat model voor hun even contrasterende als subtiele aanpak. Hun interventies zijn nadrukkelijk aanwezig, maar dringen zich niet op. Voor de interieurcorrecties van de Franse vormgever Jean-Michel Wilmotte geldt hetzelfde. Hij heeft gezorgd voor nieuwe vitrines en vlonders waarmee hij de objecten die de conservatoren hebben uitgekozen op een presenteerblaadje aanbiedt. Ook het palet van de zalen heeft hij bepaald. Waren voor de renovatie alle wanden wit gesausd, nu zijn ze grijs en zwart. Het tegenovergestelde dus en dat maakt een groot verschil, want die ingreep voelt weldadig aan. Aangenaam en deftig wordt het interieur.

Camp

‘Solide, stoer en tijdloos,’ zal Taco Dibbits, directeur collecties, de ingrepen van Wilmotte later in een apart gesprek omschrijven. Tegenover de belcanto opera van Cruz en Ortiz en Wilmotte staat de schreeuwerige operette van Cuypers. Diens decoraties zijn even slikken voor de door het modernisme gevoede, hedendaagse smaak. Voeg daar de onvervalste nationalistische propaganda van de glas-in-loodramen en schilderingen van Georg Sturm aan toe en je staat midden in een laat negentiende-eeuwse burgerzaal. Het geestelijk klimaat van toen is er gevangen genomen. Maar al dat decoratieve geroffel is nu zo grotesk dat het camp is geworden. ‘Ja, fantastisch toch. Camp kan,’ reageert Dibbits.

De gerestaureerde voorhal. Foto: Pedro Pegenaute

‘Jan van Schaffelaar die van de toren springt, tja, het zal wel, denken we nu,’ zegt Wim Pijbes als we langs een van de schilderingen van Sturm wandelen. ‘Het sentiment van de schoolplaten van Isings. Het gebouw van Cuypers is knettergek. Het blijft oppassen met museumarchitectuur: iedereen kent het Guggenheim Museum in Bilbao van Frank Gehry, maar weet jij nog wat je daar gezien hebt? Vandaar dat we nadrukkelijk een scheiding hebben aangebracht: in de zalen met kunst prevaleren de objecten, daar zijn de decoraties van Cuypers niet hersteld, die zitten daar alleen maar in de weg.’

De overweldigende ruimte van de bibliotheek en de ceremoniële wandeling naar het hoogaltaar waar de Nachtwacht van Rembrandt hangt, zijn gereconstrueerd. Het oorspronkelijke decoratieprogramma van de trappen, van de enorme voorhal, van de eregalerij en van de Nachtwachtzaal zijn in oude glorie hersteld. Op die plaatsen wordt navoelbaar dat er een tijd is geweest waarin de natie zichzelf nog op de borst sloeg.

‘Na de Tweede Wereldoorlog moest alles wit,’ zegt Taco Dibbits. ‘Maar onze generatie gaat meer ontspannen om met de geschiedenis en het katholieke karakter van het gebouw.’

Inderdaad, de overgrootvader van koningin Beatrix weigerde het Rijksmuseum te openen. ‘Ik zet geen voet in dat klooster,’ zei Willem III. Maar diens achterkleinkind zal bij de heropening zeker van de partij zijn.

Meevaller

Henk van Os, directeur van het Rijksmuseum van 1989 tot 1996, stond zo’n twintig jaar geleden aan de wieg van de metamorfose. Hij vond dat de schotten die in de binnenhoven van het gebouw en tussen de afdelingen van het museum waren opgetrokken, moesten worden geslecht. Van Os sprak zijn politieke vriend premier Wim Kok erop aan en dat sorteerde effect. Kok bestemde in 1999 een meevaller van honderd miljoen gulden voor het grand project van het Rijksmuseum, nadat het museum zijn eerste renovatieplannen bekend had gemaakt. In het huidige economische en mentale klimaat is het onmogelijk een dergelijk omvangrijk cultureel karwei financieel van de grond te krijgen. Toen werden plannen gesmeed, nu worden wonden gelikt.

Taco Dibbits (links): ‘De haantjes zijn Wim (midden) en ik, maar Erik helemaal niet’. Foto: Maarten Kools

Ronald de Leeuw, de opvolger van Van Os, ging aan de slag. Hij wierf fondsen en sponsors, koos voor het Spaanse architectenduo Cruz en Ortiz en selecteerde de Franse interieurontwerper Jean-Michel Wilmotte. Ook formuleerde hij de uitgangspunten voor de totaal andere presentatie van de collectie: de menging van kunst en geschiedenis. Het eerste principe was ‘besef van tijd en gevoel voor schoonheid’, een poëtisch principe dat de conservatoren veel ruimte gaf. Het tweede was kunst en geschiedenis ‘mengen waar het kan, scheiden waar het moet’.

In 2003 ging het museum op de schop, in 2005/2006 zou het weer worden geopend. Nu, na tien jaar renovatie en nieuwbouw – kosten 375 miljoen euro – is het museum in oude glorie hersteld.

Pim Fortuyn

Pikant is dat het Rijksmuseum zichzelf opnieuw heeft uitgevonden op de puinhopen van Paars, om de gevleugelde woorden van Pim Fortuyn te gebruiken. En als er geen politieke calamiteiten gebeuren, zal het museum worden heropend tijdens een kabinet waarin VVD en PvdA weer samenwerken.

In de persoon van Wim Pijbes (51) kreeg het Rijksmuseum te maken met de sociale aardbeving die Fortuyn had veroorzaakt. De naam van de vermoorde politicus valt niet voor niets diverse keren in een van de gesprekken met Pijbes, die directeur was van de Kunsthal in Rotterdam voor hij in 2008 werd benoemd tot hoofddirecteur van het Rijksmuseum. In Rotterdam heeft hij opkomst en revolte van Fortuyn, een regelmatige bezoeker van de Kunsthal, van nabij meegemaakt. Hij vond diens optreden ‘heel verfrissend’: ‘Aan het einde van de dag kwam Fortuyn met een positieve oplossing.’

Op Pijbes zouden soortgelijke kwalificaties geplakt kunnen worden. Als directeur van de Kunsthal was hij gewend snel te schakelen tussen hoge en lage cultuur; hij was niet voor niets de initiatiefnemer van de Pietje Bell-lezing. Daarmee tartte hij de culturele autoriteiten zoals Fortuyn de politieke gezagsdragers sarde. Die tendens heeft zich gedurende de financiële crisis alleen maar versterkt, want wat stelt een bankier, een rechter, een medicus of een wetenschapper nog voor? Of de hoofddirecteur van het Rijksmuseum?

Blote billen

De eerste verwerving van Pijbes was een voorbode van de nieuwe wind die in het Rijksmuseum zou gaan waaien: een doorzichtige blote-billenjurk van lingerieontwerpster Marlies Dekkers. Een tegendraadse binnenkomer zonder weerga. Menigeen, zowel binnen als buiten het museum, fronste zijn wenkbrauwen. Als dat het niveau van het nieuwe Rijks wordt! In NRC Handelsblad gaf Pijbes een beginselverklaring af, waarin hij de jurk omschreef als ‘een belangrijke exponent van de Nederlandse cultuur’ en Dekkers’ werk vergeleek met de artistieke radicaliteit van Rietveld en Mondriaan.

De trap naar De Nachtwacht. Foto: Arie de Leeuw

Pijbes heeft net als Fortuyn het p-woord aan zijn kont hangen, hem wordt populisme verweten. Zo oogstte hij hoon met zijn anachronistische vergelijking tussen het portret van Maria Trip van Rembrandt en een contactadvertentie. Voor velen is de hoofddirecteur van het Rijksmuseum nog steeds een autoriteit die met twee woorden spreekt. Maar tijd en omstandigheid veranderen. Pijbes blijft onverminderd de baas, maar is informeler, minder paternalistisch dan zijn voorgangers. Het museum en in het verlengde daarvan ook de staf zijn wat hem betreft meer intermediair tussen kunst en publiek dan deskundigen. Pijbes heeft een antenne ontwikkeld voor het opvangen van de signalen van de tijd. En hij reageert naar eigen zeggen intuïtief. Hij schrijft geen uitgebreide nota’s, Pijbes kan snel beslissen, zonder precies uit te leggen waarom. In het Rijks worden ze daar wel eens gek van.

Elite

Aan de andere kant verplicht het hoofddirecteurschap van het Rijksmuseum. De functie laat bij Pijbes corrigerende sporen na. Hij vindt inmiddels dat de waterscheiding die Fortuyn heeft teweeggebracht in de Nederlandse samenleving ‘nu totaal is doorgeschoten’. En hij zegt: ‘PowNews is daar een exponent van. Dat komt niet verder dan kwetsen om te kwetsen. Nieuwsuur verrijkt mij meer.’ Pijbes heeft zijn tegendraadse veren nog niet allemaal afgeschud, wel is hij deftiger geworden. De blotebillenjurk werd gevolgd door de Mondriaan-jurk van Yves Saint Laurent.

De Mondriaan-jurk van Yves Saint Laurent. Foto: Carola van Wijk

Die keuze voor de hoge cultuur heeft te maken met de aard van de vele deelcollecties van het museum. Directeur van die collecties, Taco Dibbits, is stellig over wat het Rijks in huis heeft en zou moeten verzamelen: (kunst)voorwerpen die verleiden. ‘Ik ram er altijd in dat dit museum de kunst van de elite heeft verzameld,’ zegt Dibbits. ‘Het Openluchtmuseum in Arnhem is opgericht om het alledaagse leven te laten zien.’ Hij kiest in de mix van kunst en geschiedenis die het Rijksmuseum gaat presenteren juist ‘zonder enige twijfel’ voor het bijzondere, unieke object. Meteen al bij de entree zal het publiek op sculpturen worden getrakteerd, kunst is immers de corebusiness van een museum. ‘Al die objecten bij elkaar zorgen ervoor dat er een geschiedenis van Nederland ontstaat. Je moet geen verhaal willen vertellen waarbij je illustraties zoekt. Het Rijksmuseum is geen boek. Zijn collectie is weliswaar voor een groot deel door toeval ontstaan, maar wel gezichtsbepalender dan welke directeur dan ook.’ Voor Dibbits is de enige les: ‘inhoud, inhoud, inhoud’.

Volle maan

Pijbes vindt het museum minder een meneer met een mening. Hij is van de school ‘hoge kwaliteit met een lage drempel’. ‘De conservatoren hier zijn topspecialisten in hun vak. Maar ze waren en zijn nog steeds vooral bezig met het object. Dat is hun kracht, maar ik ben hier aangetrokken om te zeggen: voor wie is dat object bedoeld? Niet uitsluitend voor de specialist, maar vooral voor de bezoeker. Ik draai de focus 180 graden. Alles wat we hier doen, zouden we voor het publiek moeten doen. Dat is ons raison d’être. Als iemand naar het Rijksmuseum gaat, moet dat het hoogtepunt van de dag zijn.’ Vandaar dat de winkel, het café en de brasserie van dezelfde hoge kwaliteit moeten zijn als de collectie. Al vond hij het onlangs bij het proefdraaien van de brasserie wat ver gaan dat de olijven voor de olie uitsluitend waren geplukt bij volle maan.

Hij wil hoe dan ook als de colonnade voor de Sint Pieter in Rome een groot gebaar maken: laat alle mensen tot ons komen. ‘Ik zeg welkom tegen de bezoeker.’ Over wat het nieuwe Rijksmuseum wil, hoeft de hoofddirecteur niet lang na te denken: ‘Oude meesters voor mensen van nu.’ Hij wil het verleden actualiseren – zoals een regisseur Shakespeare of Mozart naar het hier en nu haalt, interpreteert Pijbes Rembrandt als een hedendaagse kunstenaar.

Oud-directeur Henk van Os verzon voor het Rijks ooit de pakkende leus ‘de schatkamer van Nederland’ en die resoneert nog na. Wat Pijbes betreft is die slogan nog steeds een goeie, maar hij tekent ook bezwaren aan. ‘Ik vind schatkamer te gesloten, te statisch. Schatkamer is van vroeger.’ Taco Dibbits drukt zich diplomatiek uit: ‘Een slogan voor het nieuwe Rijksmuseum is nog in discussie.’ En zegt daarna wat hij ervan vindt: ‘Ik ben van de afdeling schatkamer.’

Zakelijk directeur Erik van Ginkel pleit voor ‘een toegankelijk verhaal dat begint bij het object’. Hij vindt dat het museum zich door een ‘vijfsterrengevoel’ zou moeten onderscheiden, ‘zonder hautain of afschrikwekkend te zijn’. Tussen deze opmerkingen door kristalliseren zich de onderlinge verhoudingen uit. Als het Rijks te vergelijken is met een auto (‘een Bentley’, noemt Dibbits het museum) dan zijn de rollen goed verdeeld. Pijbes drukt het gaspedaal in, Dibbits staat op de rem en Van Ginkel zet zijn voet op de koppeling.

Drie musketiers

Wim Pijbes (51) zat in de raad van toezicht en in de benoemingscommissie voor de opvolging van Ronald de Leeuw. ‘Toen ik de lijst van kandidaten voor het hoofddirecteurschap zag, dacht ik bij mezelf: dan kan ik het ook. Bovendien was ik in de markt na zeven jaar directie van de Kunsthal in Rotterdam. Verder hadden mensen als Henk van Os en Martijn Sanders (oud-directeur van het Concertgebouw, JL) bij leden van de raad van toezicht gepleit voor mijn kandidatuur.’ Pijbes stuurde een A4’tje met zijn ideeën en werd benoemd.

Ook Taco Dibbits (44), nu directeur collecties, was gevraagd te solliciteren naar het hoofddirecteurschap, alsmede naar het directeurschap bij The National Gallery in Londen. Beide functies heeft hij niet gekregen. ‘In Londen was ik na tien gesprekken tweede geworden. Lastig natuurlijk, maar na een weekend piekeren moet je door. Ik heb me afgevraagd wat goed zou zijn voor het museum. Ik was hoofd beeldende kunst in het Rijksmuseum en vind dat een museum geen gebouw, maar in de eerste plaats een collectie is. Aan die collectie kan ik als directeur collecties sturing geven en ik kan zorgen voor continuïteit, wat uiteindelijk de reden was om deze baan te accepteren. De achtergrond van Wim was tentoonstellingsmaker als directeur van de Kunsthal. We vormen dus een goed evenwicht. Bovendien dacht ik na een gesprek met Wim dat wij wel door één deur konden.’ Dibbits is vanaf het begin betrokken geweest bij de grote veranderingen bij het Rijks en heeft er naar eigen zeggen een betrekkelijk groot stempel op kunnen drukken. ‘Dat geeft me enorm veel energie.’

Hoofddirecteur Wim Pijbes, zakelijk directeur Erik van Ginkel en directeur collecties Taco Dibbits: ‘Onze generatie gaat meer ontspannen om met de geschiedenis en het katholieke karakter van het gebouw’. Foto: Maarten Kools

Zakelijk directeur Erik van Ginkel (46) werd twee jaar geleden tijdens zijn vakantie midden in de nacht gebeld door een headhunter om te praten over de baan bij het Rijksmuseum. Hij was zes jaar zakelijk directeur bij Museum Boijmans Van Beuningen in Rotterdam geweest, lang genoeg om serieus op het aanbod in te gaan.

Met zijn gebruikelijke branie noemt Pijbes de directeuren ‘de drie musketiers’. Het idee is: één voor allen, allen voor één. In de praktijk scherpt men elkaars mening. Dibbits was er nog niet op gekomen, wel dacht hij bij de invoering van een driehoofdige, mannelijke directie: krijgen we niet te maken met drie haantjes? De praktijk valt hem reuze mee. ‘De haantjes zijn Wim en ik, maar Erik helemaal niet. Ieder heeft zijn plek. Ik ben wat behoudender, wat de functie van directeur collecties met zich meebrengt. Erik kan uitdagender vragen stellen en Wim is het gezicht naar buiten, hij positioneert het museum in de samenleving. In de discussie heb je meestal twee tegen één, al is het hiërarchisch zo geregeld dat Wim een veto heeft.’