Pop

Er zijn boeken over popmuziek die de mythe ontkrachten en er zijn boeken over popmuziek die de mythe nog maar eens bevestigen. Life, de nu al luid bejubelde autobiografie van Keith Richards die hij schreef met (veel) hulp van de bevriende journalist James Fox, hoort duidelijk bij de laatste categorie. Het vuistdikke boek begint weergaloos: als een dolle achtbaansrit van enorme hoeveelheden drugs, een dronken rechter en nog een keer heel veel drugs. Zomaar een doordeweekse dag uit het leven van de gitarist van de Rolling Stones, beschreven in een woordenreeks die nog het meest lijkt op een soort bruinebonensoep – modderig, smeuïg, voedzaam.

Tijdens dat eerste hoofdstuk begon ik te vermoeden dat iedere rockmuzikant, in navolging van Bob Dylan en zijn Kronieken, schreef als Cormac McCarthy in een luchthartige bui. Maar de latere hoofdstukken blijken gelukkig anders van toon, authentieker. In het beste geval krijg je al lezend de illusie dat Richards, toch al de meest...