Je moet er wat voor over hebben om als Nederlander in het buitenland te stemmen. Je moet, bij voorbeeld, op zoek naar een rood potlood. Wat in ieder stemlokaal in Nederland paraat ligt, leidt voor de Nederlander in den vreemde tot een speurtocht door het huis naar een potloodje.

Gelukkig, in een kast met oud speelgoed van een kind dat al lang het ouderlijk nest heeft verlaten, treffen we een Caran D’Ache doos aan, met, warempel, een stompje rood potlood. Cirkeltje rood in gekleurd en het stembiljet kan op de post. Alleen is de envelop waarin het stembiljet verstuurd moet worden van een dergelijk groot formaat dat je er mee naar het postkantoor moet voor de juiste frankering.

‘Eigenlijk had ik gehoopt dat er een rood potlood bij het stembiljet zou zitten,’ zegt Menzo Reinders. ‘Nu moet ik voor een quarter een potlood kopen.’ Reinders noemt de 25 cent een quarter, want dit gesprek over de jacht naar het rode potlood vindt plaats in New York.

Daar spreek ik ook Patrick Hoogendijk...