Jay McInerney

Terwijl ik Jay McInerneys jongste boek las, kon ik af en toe de verleiding niet weerstaan me de volgende weinig literaire vraag te stellen: Zou de schrijver een aangename/aardige/goedhartige/betrouwbare man zijn? Aandachtig bestudeerde ik zijn omslagfoto in de futiele hoop zijn inborst te kunnen peilen. McInerney poseert met een ietwat mysterieuze glimlach die de Mona Lisa niet zou misstaan. Door de houding die hij of de fotograaf gekozen heeft, wordt hij gedwongen naar de lens op te kijken, wat hem iets schuchters of zelfs schutterigs geeft. Hij zit erbij als iemand die zich kleiner hoopt te maken, iemand die wil zeggen: ik kan het ook niet helpen. Ik registreer maar wat ik hoor en zie. Als de mannen en vrouwen die deze verhalen bevolken zich slecht gedragen, dan is dat mijn fout niet. Misschien moet de schuld worden gezocht bij de Founding Fathers. Zij hebben immers in de Amerikaanse grondwet het recht op het nastreven van geluk laten opnemen: ’the pursuit of...