Al de hele les zit de verdwaalde Belg op zijn stoel te wiebelen alsof er iets in zijn onderbroekje kietelt – ik weet waarom. Voor de les vertelde hij me dat de Rode Duivels vanavond een potentieel historische match spelen. Hij wil daar graag bij zijn, maar dan moet hij permissie vragen eerder weg te mogen. Zoals het een echte Belg betaamt, zit zijn bescheidenheid hem in de weg en wacht hij net zo lang totdat het te laat is.

Nadat de les begonnen was, deed de schrijfdocent een mededeling: ‘Joke zal niet meer terugkeren.’ Aha, de eerste gesneuvelde, dacht ik. ‘Joke,’ vertelde ze, ‘heeft het toch te druk met andere dingen en kan te weinig tijd vrijmaken voor het schrijven.’ Volgens mij heeft Joke eindelijk beseft dat schrijven meer is dan gedachtes op papier kwakken.

Een verhaal schrijven moet je leren, het kost energie en het is een onvoorwaardelijke keuze. Zie de verdwaalde Belg. Hij zit iedere twee weken drie uur in de trein om hier te geraken. Laat vervolgens zijn vrije creatieve geest bezoedelen door gewauwel van schrijvende oudjes die door een overvloed aan geld en tijd uit verveling het idee kregen: goh, laat ík eens een boek schrijven.

Scheren Belgen de boel beneden ook of laten zij een vogelnestje groeien waarin als een kale pasgeboren vogel het ding te vinden is?

Inmiddels weet ik: schrijven werkt niet zo. Achter de minimaal zestigduizend woorden schuilen uren zwoegen, zweten, tranen. Maar dat realiseren ze zich niet, of erger: ze zadelen anderen op met hun kinderlijke schrijfaspiraties. Schrijfcursussen spinnen garen bij de vrijgestelde Jokes dezer wereld. Joke! Waarschijnlijk loopt Joke nu ergens in een museum en krijgt ze – zo leuk! – het idee dat zij best kan wat dat mannetje Cézanne kan. Nee, dat kan je niet. Joke.

Vandaag gaan we oefenen

Terwijl ik dit denk, zit de verdwaalde Belg nog steeds te wiebelen. Zou hij misschien echt schaamluis hebben? Heeft hij überhaupt haar rond zijn dop? Scheren Belgen de boel ook of laten zij een vogelnestje groeien waarin als een kale pasgeboren vogel het ding te vinden is? Ik kan me helaas in openbare ruimtes nooit helemaal aan zulke dwangmatige gedachtes onttrekken.

De schrijfdocente is opgerezen en staat met een stift bij het bord. ‘Vandaag gaan we oefenen,’ zegt ze. ‘Met vertellende en beeldende zinnen. Vertellende zinnen vertellen iets, bijvoorbeeld: het was een gezellige avond. Een beeldende zin wekt een beeld op. Denk aan: er hingen slingers aan de muur. Deze laatste zin prikkelt meer de fantasie. Je moet je als schrijver bewust zijn welke van de twee stijlen je gebruikt. Ik wil dat jullie nu twee dezelfde korte verhalen schrijven. Waarvan er één beeldend en één vertellend is.’ We krijgen een blaadje en iedereen begint. Na tien minuten is iedereen klaar, mijn verhaaltje is als laatste aan de beurt.

 Het is de drieënnegentigste minuut van de kwartfinale op het WK. De hele wedstrijd was het Belgische elftal de betere partij, het was wachten op hun eerste doelpunt. Toch hield de verdediging van de Duitsers stand. De scheidsrechter kijkt op zijn horloge als de bal vanaf het midden van het veld naar de Belgische vleugelaanvaller wordt gespeeld. Met een mooie beweging passeert hij zijn tegenstander en weet hij de bal voor de brengen. De bal lijkt af te zwaaien, maar vanuit het niets komt daar De Bruyne die van een onmogelijke positie de bal in één keer op zijn schoen neemt en scoort. Dit is historie, iedere Belg droomt van dit moment.
Zo jammer dat de verdwaalde Belg dit moment moest missen vanwege een schrijfcursus.
 

Het zijn de laatste seconden van wat de meeste weergaloze kwartfinale op een WK kan gaan worden. Het Belgische voetbalteam lijkt te bestaan uit elf balgoochelaars die de hele wedstrijd het Duitse elftal tegen de muur hebben gezet. Het enige wat ontbreekt is een doelpunt. De scheids heeft zijn fluit al in de mond wanneer de bal vanaf het middelveld naar de flank van het veld wordt gespeeld. Met een FIFA-achtige passeerbeweging stuurt de Rode Duivel zijn tegenstander het bos in, sprint naar de achterlijn en geeft de bal voor. Het lijkt een afzwaaier te worden, maar dan verschijnt daar als een rode duvel uit een doosje Merlijn de baltovenaar: Kevin de Bruyne. Vanuit een onmogelijke hoek belandt de knikker vol op zijn slof en verdwijnt tegen de touwen. Geschiedenis is geschreven, België gaat naar de halve finale van het WK.
Spijtig alleen dat de verdwaalde Belg dit moet missen vanwege een schrijfcursus.
 

Ogen met een uitdrukking die ik niet helemaal kan plaatsen, kijken mij aan. De schrijfdocente krabt aan haar wang.

‘Michael…’ begint ze. ‘Je hebt het op zich goed gedaan… maar wat bedoel je met dat laatste zinnetje en wie is de verdwaalde Belg?

Hij daar,’ wijs ik naar de Belg. Hij knikt vriendelijk terug. ‘Vanavond moeten de Rode Duivels hun belangrijkste match spelen. Hij moet dat zien, maar hij durft u niet te vragen of hij eerder weg mag.’

De schrijfdocent haalt haar neus op en kijkt van de verdwaalde Belg naar mij.

‘Is dat zo. Durf je dat niet te vragen?’ vraagt ze.

‘Nou ja…’ de verdwaalde Belg frunnikt aan zijn bril. ‘Ik dacht misschien is het ongepast.’

‘Hij is gewoon te bescheiden. Zie je vaak bij Belgen,’ roep ik.

‘Natuurlijk mag je eerder weg.’

Alsof hij na een lang verblijf in een kelder licht ziet, glimlacht hij. Hij wil iets zeggen, zoekt de juiste woorden, maar voordat er iets uit zijn mond komt, zeg ik: ‘Of hij nu weg mag…’

‘Zeker,’ gebiedt de schrijfdocente.

De verdwaalde Belg staat met twinkelende ogen op en pakt zijn spullen. Zonder iemand aan te kijken loopt hij door de ruimte en opent de deur. Bijna is hij uit beeld, als hij zich omdraait en zegt: ‘Dank u wel, Michael.’

Zo mooi kunnen alleen Belgen spreken.