Het idee was mooi. De zieke kastanje in de tuin van het Achterhuis moest worden gered van de kettingzaag. Maar er ontstond ruzie. Veel ruzie.

Vanuit haar schuilzolder in het Achterhuis aan de Prinsengracht had Anne Frank zicht op de kruin van een toen al bejaarde paardekastanje – vrijwel het enige stukje groene natuur dat ze te zien kreeg. In haar dagboeknotities repte ze over ‘de kale kastanjeboom aan wiens takken kleine druppeltjes schitterden’ (23 februari 1944), over het naderende voorjaar (‘onze kastanje is al tamelijk groen, hier en daar zie je al kleine kaarsjes’ – 18 april 1944) of over de lente die zojuist krachtig was ontloken: ‘Onze kastanjeboom staat van onder tot boven in volle bloei, hij is vol met bladeren en veel mooier dan verleden jaar’ – 13 mei 1944.

Vanwege deze observaties groeide de Aesculus hippocastanum in de binnentuin na de oorlog uit tot de botanische variant van alles dat Anne Frank symboliseerde: hoop, geloof, liefde, anti-fascisme, vrede. ‘De boom...