Ik signaleer een opmars der gelijkmoedigen. Overal om me heen. Vrienden en kennissen die, wanneer je je eens lekker wil opvreten, een ontspannen glimlach trekken, de handen in namasté vouwen of ‘och’ zeggen. Ik geloof ze niet. Het zijn stuk voor stuk mensen die vroeger ook wel eens verontwaardigd waren, maar die op een gegeven moment een zelfhulpboek hebben gekocht en zichzelf nu wijsmaken in balans te zijn. Terwijl het heel natuurlijk is eens een sneer te geven, of iemand gewoon niet te pruimen; kijk maar naar de dieren. Ik moet het eerste gelijkmoedige paard nog tegenkomen. Het is ook allemaal zo humorloos, zo bloedeloos. Lees de brieven van grote denkers en kunstenaars, die hebben zich altijd opgevreten van ergernis. Ik vertrouw ze niet, de gelijkmoedigen. Ze glimlachen als artsen die je in een dwangbuis sjorren. Maar het moment dat ze zelf in zo’n dwangbuis worden afgevoerd, komt denk ik eerder.

Van mijn ex, een rugbyspeler uit Worcester, ontving ik een epistel dat ik hier zo...