Fotodocument / Metrostation Wall Street

Het is een heus woord: ‘metrofobie’, maar het betekent, volstrekt anders dan je zou denken: angst voor poëzie. Vereenzelviging van de metro, de chemin de fer métropolitain, de ondergrondse dus, met poëzie ligt op het eerste gezicht niet voor de hand. Voor reizigers is de metro hoogstens ‘wijn van de kruidenier, kip tussen de vogels’ om met schilder/dichter Hans Vlek te spreken.

Je maakt er geen safari’s of huwelijksreizen mee, het doet niet denken aan de Oriënt Express en ook niet aan de ‘Hakke Hakke Puf Puf’-treintjes uit je jeugd, je hoort Paul Theroux of Redmond O’Hanlon er niet over, de metro kent geen romantische spoorwegovergangen of langshobbelende seinhuisjes, eerder is het een soort reizen door een kolenmijn. En toch genereert het reizen met de metro, die alledaagse variant van Dantes inferno, zijn eigen poëzie. Al was het maar omdat het een hele wereld onder die van het daglicht schept. Een wereld, die ons niet alleen samenpakt...