Aan het woord ‘etiquette’ kleeft hardnekkig de herinnering aan het vele drukken belevende Hoe hoort het eigenlijk? van Amy Groskamp-ten Have, het boek uit 1939 dat pas in de jaren zestig door de geest van de nieuwe tijd werd ingehaald. Vandaar dat Beatrijs’ boek Moderne etiquette uit 2020 een terugval leek ten opzichte van haar boek Moderne manieren uit 2004. Bovendien klonk in Moderne manieren het genre van de Comedy of manners door, en dat is precies de praktijk van de ondertitel Wegwijzers in het menselijk verkeer: door Beatrijs serieus genomen intermenselijke verwikkelingen.

Dit werd geestig geaccentueerd door manier waarop ze de briefschrijvers aansprak: door hun probleem tot hun naam te verheffen. Het antwoord op de Beste Beatrijs-brief van iemand die zich eenzaam en verlaten voelde werd: ‘Beste Eenzaam’. Iemand die schreef problemen te hebben met haar verliefdheid op een huismus kreeg een antwoord met de aanhef ‘Beste Verliefd op’. Moderne manieren was ook nog een verwijzing naar de rubriek Miss Manners in de Washington Post die Beatrijs tot voorbeeld was. Daarin behandelde Judith Martin problemen in het menselijk verkeer die verder gingen dan die van de juiste tafelschikking. Dat deed ze op een gedecideerde manier. Geen zachte heelmeester.

Dat was Beatrijs Ritsema ook niet, maar ze is evenmin opzichtig gedecideerd, wél ‘koersvast’, zoals iemand eens treffend zei. Zoals Beatrijs het dagelijkse gedoe in het menselijk verkeer aanpakte wilde je er wel over lezen. Het was verrassend om te zien hoe ze zich uit de lastigste brieven redde. Er zat ook een onderliggende betrouwbaarheid in haar antwoorden. De beantwoording van de Beste Beatrijs-brieven in Trouw was bovenal nuchter en vernuftig. Met de Beste Beatrijs-rubriek bevond ze zich op het terrein van de ‘kleine vragen’ die zelden op zo’n redelijke en nuchtere manier werden beantwoord. Het gaat in die brieven om de ‘ethiek van de kleine dingen’. Ze kreeg reële dilemma’s voorgelegd. Over omgangsregelingen met kinderen, over de bemoeizucht van schoonouders, over het overwinnen van verlegenheid, over een zoon die tegenover zijn moeder te openhartig is over zijn liefdesleven.

vrolijk moralistisch

Dát Beatrijs zoveel familiale wrijvingen kreeg voorgelegd had volgens haarzelf te maken met het verdwijnen van de autoritaire samenleving vanaf de jaren zestig. Er had een seksuele revolutie plaatsgevonden, de pil ontstond, het feminisme ging de verhoudingen bepalen. De godsdiensten verdwenen en de kerk als toevluchtsoord raakte langzaam op de achtergrond. De geboden en lessen van het geloof werden niet meer zo strikt nageleefd. Men werd steeds meer op het eigen oordeel en geweten aangewezen. Niet alleen de niet meer praktiserende gelovige, maar het individu in het algemeen werd wat Beatrijs noemde een ‘belegerd ego’: het minder belangrijk worden van van buiten komende regels legde een zwaardere druk op het individu om zijn eigen beslissingen te nemen en te verantwoorden. In Het belegerde ego schrijft ze wel te begrijpen wat mensen in een autoritaire samenleving zien: ‘Conformisme bespaart je de moeite overal zelf over na te moeten denken.’

In de natuur is het regel dat de sterkste de zwakste verslindt. De etiquette vormt daarom een overwinning op de natuur.

Wat Ritsema’s rubriek vanaf 2002 geleidelijk maakte tot iets waar veel Trouw-lezers op zaterdag meteen naar grepen, had alles te maken met de inventiviteit waarmee ze zinnige antwoorden gaf. De moderne etiquette, de nieuwe manieren van menselijk verkeer, is niet statisch, vastgelegd in etiquetteboeken, maar moet juist elke keer opnieuw worden uitgevonden aan de hand van de situatie en de context. Beatrijs trok daarbij consequenties uit de afschaffing van de rangen en standen in de jaren zestig. Het hiërarchisch denken verdween. De samenleving werd minder krampachtig en informeler. Vroeger benadrukte de etiquette de verschillen tussen mensen. De moderne etiquette, die van een meer egalitaire cultuur, is de grote gelijkmaker: iedereen heeft evenveel recht op een beleefde, voorkomende behandeling. Iedereen wil gezien worden en niet genegeerd. De etiquette bevordert de zelfstandigheid en de autonomie. In de natuur is het regel dat de sterkste de zwakste verslindt. De etiquette vormt daarom een overwinning op de natuur: ‘Zonder omgangsregeling zouden mannen zich storten op de eerste de beste vrouw die hun aanstaat.’

Beatrijs zat met haar brieven zo dicht op de huid van het gewone leven dat ze zag dat op elk moment van de dag morele beslissingen genomen moesten worden, keuzes gemaakt, knopen doorgehakt, dilemma’s opgelost. Geen wonder dat ze weinig moest hebben van het radicale relativisme van het postmodernisme. Volgens het postmodernisme was er nooit genoeg zekerheid om beslissingen te kunnen nemen. De verstikkende kracht van het moralisme in de jaren vijftig lag wel achter ons, maar ‘het veel ingetogener en minder opdringerige moralisme’ zoals dat in kritische columns opduikt is nog hard nodig. Het scherpt het eigen kritisch vermogen en zorgt ‘op den duur voor autonoom denken’. In het essay ‘De angst voor het moralisme’ (in Het belegerde ego) geeft ze het voorbeeld van Annie M.G. Schmidt die gebroken had met het vooroorlogse en jaren vijftig-moralisme. Maar zodra ze zelf ging schrijven werd ze op haar eigen manier vrolijk moralistisch, eenvoudig omdat ze nadacht, en omdat ze aan de maatschappij ontleende scharnierpunten nodig had om een verhaal te kunnen vertellen.

een casinobezoekster met valse juwelen

Vóór Beatrijs met haar Moderne manieren in 2002 in Trouw begon schreef ze in het studentenweekblad Propria Cures, de Haagse Post en was ze columnist op de achterpagina van de NRC. Van 1985 tot 1990 was ze, als opvolger van Doeschka Meijsing, redacteur van de Boekenbijlage van Vrij Nederland. In 1990 ging ze voor vijf jaar naar Amerika, waar haar man Maarten Huygen correspondent voor de NRC werd. Een van de stukken die ze voor de Boekenbijlage schreef ging over een klein boekje dat Gerard Reve had geschreven over het pausbezoek aan Nederland in 1985: Roomse heisa. Dat vond ze uitermate intrigerend, zij die zo zorgvuldig met de moraal omsprong, las hier over een katholiek geworden schrijver, die zich willens en wetens had verbonden aan een kerk die bestond bij de gratie van gesjacher met de moraal. Marchanderen met goed en kwaad was regel: wanneer je zondig was geweest ging je te biecht en werden je zonden eenvoudig afgewassen, tegen betaling van wat penitenties.

Haar eerste grote stuk voor de Boekenbijlage was een interview met Germaine Greer, de controversiële Engelse schrijfster die vond dat de feministen niet op elke slak zout moesten leggen. Daar was Beatrijs het mee eens, zoals blijkt uit haar boek Over de braafheid van vrouwen en ander cultureel ongerief (1996). Ze had een hekel aan Simone de Beauvoir, die ze ‘een humorloze kwezebabbel’ noemde. Door De tweede sekse had ze zich heen moeten worstelen.

Wanneer Beatrijs Simone de Beauvoir gebrek aan humor verwijt, wil dat zeggen dat ze nogal aan humor hechtte. Ze is zelf zelden zo expliciet geestig. Haar humor is ingeweven in haar mentaliteit, die relativerend is ten aanzien van veel. Er is een zekere spanning tussen haar ‘veel wel best vinden’ (ook al heeft ze er een hekel aan) en haar kritische tentakels die zich al bij een flinterdun onderwerp laten prikkelen tot tegenspraak. Wanneer ze iets onaangenaams zag deed ze liever ‘een stapje opzij’ dan er zich druk om te maken, maar bepaald niet altijd. Ze wist bijzaken van hoofdzaken te onderscheiden. Helaas waren die hoofdzaken voor haar ‘bijna altijd onoplosbaar’: werkeloosheid, criminaliteit, tropisch regenwoud, dementie, huwelijk, ziektes, daar zit weinig beweging richting verbetering in. Maar ze bemoeit zich er wel mee, ‘om het draaglijk te maken’.

De Moderne manieren van Beatrijs Ritsema hebben van het fenomeen ‘etiquette’ heel iets anders gemaakt. Weg van de keurigheid.

Hoe Beatrijs van niets iets kon maken is goed te zien in haar boek over kinderen, opvoeden en onderwijs Als ze maar gelukkig zijn (een titel die niet van ironie is ontbloot). Daarin staat een mooi stuk over verveling. Ook hier komen die oude godsdiensten weer opduiken, want door het wegvallen van het kerkritueel is de zondag zijn reliëf ontnomen. Nu moet er wanhopig naar invulling van de zondag worden gezocht. Het plezier dat op zondag wordt nagejaagd, blijkt nooit die onbekommerde kwaliteit van de zaterdagse genoegens te hebben. De ontkerkelijking is een voldongen feit, maar het zette ook ‘een destructurering’ van het dagelijks leven in gang: ‘Het wegvallen van verplichtingen leidde tot grotere vrijheid en grotere vrijheid brengt altijd verveling met zich mee’. Memorabel is ook het stuk over de ‘leukheidsdwang’ bij de uitgevers van boeken voor de middelbare school. De boeken zien er uit als de catalogus van Wehkamp. Ze barsten uit hun voegen van het ‘beeldmateriaal’ en zijn opgetuigd ‘als een casinobezoekster met valse juwelen’. Er wordt op de pagina’s ‘een emmer met fragmenten leeggekieperd’, nooit meer een vloeiend betoog.

niemand in de buurt om je te storen

Een vloeiend betoog is Ter harte. Een leidraad voor de liefde (2005) niet, aangezien de stukken alfabetisch zijn geordend. Dat is in dit geval een effectieve ordening die ruimte biedt aan 118 inkijkjes in de liefde, van Aanraken tot Dom Blondje, van Orgasme tot Rivaal, van Knuffeldier tot Hijgen, Ideaal, Platonische liefde, schaamhaar, wraak en zoenen. Ook als je denkt er al veel van te weten is het meer dan leerzaam en onderhoudend. Het bevat de waarschuwing dat het knuffelen (‘Dat gepriegel is onzin’) het neuken niet mag vervangen. Ook staan er waarschuwende piketpaaltjes in het hoofdstuk ‘Troeteltaal’. Daar moet voorzichtig mee omgegaan worden. Tijdens het liefdesspel aankomen met teksten als ‘Grote boze wolf wil aaitjes over buikie buikie’ geeft volgens Beatrijs geen pas. En ze vindt bij de huwelijksinzegening zelfverzonnen jawoorden als ‘Reken maar van yes!’ uit den boze. Hou het wat haar betreft bij de bestaande functionele clichés.

In Ter harte staan ook de nodige behartenswaardige aanbevelingen of afraders. Zoals de apologie van de ‘Duinpan’ in het gelijknamige lemma betreffende buitenlocaties waar ongestoord gevreeën kan worden. Na de auto te hebben afgewezen als ‘Ordinair Amerikaans tienergedoe’ schrijft ze: ‘Nee, dan de duinpan. Beschut, omsloten, een stevige zandondergrond waar overheen een dekentje. Weinig kruipend gedierte, de zon aan de hemel, hier en daar een paar plukjes helmgras, in de verte een ruisende zee. Verder stilte. Niemand in de buurt om je te storen.’

niet altijd faldera

De Moderne manieren van Beatrijs Ritsema hebben van het fenomeen ‘etiquette’ heel iets anders gemaakt. Weg van de keurigheid. Vóór alles heeft ze van de klachten die ontstaan door de wrijvingen in het menselijk verkeer iets gemaakt wat het zonder grijze zorgelijkheid kan stellen. Dat de briefschrijvers kunnen worden aangesproken met Beste Wasgoed-watcher, Beste Weggeschettterd of Beste Zonaanbidder brengt hun probleem op een hoger plan, hoe lichtelijk komisch ook. De moderne etiquette bevordert de menselijke autonomie, schrijft Beatrijs op de laatste pagina van Het belegerde ego. Dit betekent dat de moderne autonome mens zichzelf in de hand heeft, van niemand afhankelijk is en rekening houdt met anderen. Dus beschikt over wat de basis is voor het onderhouden van moderne manieren: empathie, de kunst je te verplaatsen in anderen.

In Moderne manieren gaat het doorgaans over kleine ethiek, maar Beatrijs heeft in haar acht boeken met columns en essays ook de uitvoerig de ethiek van de grote dingen bedreven. In een kort interview in Vrij Nederland in 2009 werd haar gevraagd naar haar vijf leefregels. Ze was ook geen romanticus, zei ze, maar een realist: ‘als realist kun je heel bewust de mooie dingen beleven op het moment zelf.’ Ze zei niet naar geluk te streven, dat zou haar maar afhankelijk maken. Geluk vond ze een beladen term. Die associeerde ze met piekmomenten en daar wilde ze niet naar leven: ‘Het hoeft niet altijd faldera te zijn, ik neem genoegen met het minimum: een goed huwelijk, leuke kinderen, een mooi huis, een eigen inkomen. Dat is eigenlijk al heel veel.’