Wie dit najaar door het centrum van Amsterdam gaat, kan niet om de protestposters heen van Sophie Straat (28), zangeres van ‘principiële smartlappen’. Tegen een opgewekte felrode, kanariegele of barbieroze achtergrond staat in zwarte koeienletters ‘Mannen, laat ons met rust’, of ‘Mannen, word eens bewust’. Er is ook nog ‘Mannen, jullie tijd is voorbij’ – altijd zwierig ondertekend door Sophie Straat, wat ook de naam is van haar band.

Het zijn zinnen uit het nummer ‘Mannen’, de net uitgekomen eerste smartlapsingle van het in maart te verschijnen album Smartlap is niet dood. Voor haar eerste plaat (’t Is niet mijn schuld), die het levenslicht zag toen de coronagolf van 2020 tegen de plinten klotste, sleepte Sophie Straat meteen de Edison voor beste album in de wacht. De jury prees de songteksten van de ‘moderne Zangeres Zonder Naam’. De Zangeres is een artiest die haar inderdaad inspireert, zowel in de humor als in de serieuze boodschap over actuele thema’s als homofobie, gentrificatie, racisme en vrouwendiscriminatie.

Dit verhaal komt uit ons extra dikke winternummerBestel 'm hier!13 december 2022
Protestposters

Sophie Schwartz (dat is haar echte naam) heeft de ‘Mannen’-posters gisteren zelf wildgeplakt, zegt ze als we door de gangen lopen van een pand in de Uilenburgbuurt dat ze deelt met achttien anderen.

Ze wijst op drie vintage protestposters die op de grond staan in een trappengat. ‘Deze zijn gemaakt toen in de jaren tachtig de Stopera werd gebouwd op het Waterlooplein. De Stopera heet zo omdat mensen protesteerden tegen de komst van dat gigantische gebouw: stop de opera. Laatst liep ik naar boven, bellend met Wieger, mijn producer, gitarist in de band, en ook mijn vriend. We hadden het over de release van ‘Mannen’, hoe we dat zouden doen. Een videoclip, zoals gebruikelijk is bij een single, wilde ik niet. Ik heb kunstacademie gedaan, dus ik kan wel iets anders verzinnen. Ineens zag ik die prachtig vormgegeven Stopera-posters staan en toen wist ik: we gaan de stad volhangen met onze eigen protestposters.’

‘Een woongroep is nog de enige manier om echt sociaal te wonen in Amsterdam nu kraken verboden is.’

We zijn aangekomen in de keuken die Schwartz deelt met drie andere mensen op de verdieping. Het is er netjes. Er staan overal spullen, maar alles is geordend: glimmend keukengereedschap op een rijtje aan een reling boven een brandschoon aanrecht, pannen van groot naar klein in elkaar gezet, ieder een eigen keukenkastje. ‘Ik hou helemaal niet van rommel en van viezigheid,’ zegt ze terwijl ze gember snijdt voor in de thee. ‘Ik zit ook altijd achter iedereen aan. Dat vindt niemand raar. We zijn één huishouden, met één gasrekening, die nu echt vreselijk is. We krijgen ook geen compensatie. Het is een oud pand, slecht geïsoleerd, de wind blaast overal doorheen. Maar ik ben hier zo blij. De huur is laag en de bewoners zijn allemaal fijne mensen. Een woongroep is nog de enige manier om echt sociaal te wonen in Amsterdam nu kraken verboden is.’

Stemmen op een vrouw

In de jaren dat Schwartz aan de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten studeerde, woonde ze in Den Haag, waar haar vriend Wieger Hoogendorp vandaan komt. Met de Haagse popgroep Goldband, waar hij deel van uitmaakt, maakte ze in de aanloop naar de Tweede Kamerverkiezingen van 2021 het Doe Maar/ska-achtige nummer ‘Tweede Kamer’, waarin ze met zinnen als ‘een boze vrouw noem je hysterisch, een boze man is principieel. In ieder ministerie is altijd wel een man te veel’ een niet mis te verstane oproep deed te stemmen op een vrouw.

Ze vond het wel leuk in Den Haag, maar het was toch niet haar plek. Toen ze bezig was met afstuderen besloot ze terug te keren naar Amsterdam, de stad waar ze is geboren en opgegroeid. Dat lukte niet omdat ze geen betaalbaar huis kon vinden, die waren er gewoon niet. Het was de aanleiding voor het schrijven van haar eerste smartlap, over het missen van je eigen stad. ‘Terug willen naar waar je vandaan komt, maar niet kunnen, dat is gewoon lullig,’ zegt ze.

Vol op het orgel

Schwartz heeft een zachte spreekstem en ze praat vrij langzaam. Het Amsterdamse accent en het krachtige volume dat ze inzet in haar levensliederen is nergens te bekennen. Als ze lacht, glinstert het edelsteentje in haar linkervoortand. Stukjes tatoeage steken uit de mouwen en boord van een capuchontrui met voetbalopdruk. Ze houdt van Ajax, omdat ze uit Amsterdam komt.

Ter ere van het vijfendertigste landskampioenschap van de club schreef ze in 2021 het lied ‘Voor Ajax’, opgedragen aan alle Amsterdammers. Op het nieuwe album staat ook een voetbalnummer: ‘Mijn club’. Het klinkt helemaal smartlap, met volksvette uithalen bij ‘hou’ en ‘jou’, maar het is wel degelijk een protestlied, niet fijntjes tussen de regels door maar vol op het orgel: ‘Wat nou als ik anders ben, homo of laat staan een vrouw, pas ik dan wel bij die club waar ik met heel mijn hart van hou. Want het is mijn club waar ik zoveel van hou, mijn club, ook die van jou… hier zijn we thuis maar we zijn nog veel te ver van huis.’

Schwartz begon met voetballen toen ze negen jaar was. Tot haar zeventiende speelde ze een paar keer per week. ‘Toen ik bier ging drinken, ben ik gestopt en ik begon weer toen ik in Den Haag ging wonen. Het was een manier om mensen te leren kennen buiten de academie. Ik vind voetbal een heel leuk spel, om te doen en om naar te kijken. Met Feyenoordhaat heb ik niks, ik kijk ook graag naar een wedstrijd van hen. Het rare is dat ik het ergens ook jammer vind dat ik zo van voetbal hou, want alles om het spel heen vind ik rottig.’

Zoals je zingt in ‘Mijn club’: Voetbal draait om vrijheid en het geeft me kippenvel, maar wat is nou die vrijheid als je tijdens een vrije trap een bananenschil naar je hoofd geslingerd krijgt door een racistische klootzak.

‘Seksisme is een systemisch probleem, net als homofobie en racisme. De voetbalclub is niet meer dan een mini-maatschappij.’

‘Uit het leven gegrepen, zo gaat het. Als vrouw kreeg ik vooral te maken met seksisme op de club. Zowel tijdens het spelen – belachelijke dingen roepen, vervelende blikken, dat je denkt: gast, mag ik gewoon even voetballen? – als buiten het veld. Vrouwenteams krijgen de slechtste velden, de rottigste wedstrijdtijden en de afdankertjes van de shirts. Ik heb er voor de VPRO een documentaire over gemaakt samen met Hilde Barwegen. Zij speelde in Deventer, waar het van hetzelfde laken een pak was als in Amsterdam of Den Haag. Zo kwam ik er weer eens achter dat seksisme een systemisch probleem is, net als homofobie en racisme. De voetbalclub is niet meer dan een mini-maatschappij, het zit overal.’

Je nieuwe album gaat veel over vrouw zijn, het heeft een feministisch-activistische toon. Toevallig luisterde ik ernaar terwijl ik de was deed. Keihard meezingen met ‘Vrijheid, Gelijkheid, Zusterschap’ en ondertussen ondergoed van man en kind opvouwen. Ik dacht: wat zou Sophie hiervan vinden?

‘Ik snap het wel. Zorgen voor het dierbaarste wat je hebt, ik kan me voorstellen dat je daar ongelooflijk gelukkig van wordt. Ik ben nu op een leeftijd dat mijn vriendinnen baby’s krijgen. Net als jij en ik zijn het allemaal feministen, en hun mannen ook, en toch is het kennelijk moeilijk de taken echt goed te verdelen. Ik zie bij allemaal hoe lastig het is, dat het niet gaat, eigenlijk. Vrouwen krijgen vier maanden verlof, zo rollen ze in het zorgen en vaak blijven ze het voortzetten, het wordt een patroon, ook nog steeds in mijn generatie. Ik ben daar nu veel mee bezig. Soms denk ik dat ik geen kinderen wil omdat de taken nooit helemaal eerlijk verdeeld raken, ook al nemen alle ouders zich voor het wel te doen.’

Wonen er kinderen in jullie woongroep?

‘Nee, dat mag niet. Wel jammer, want ik denk dat het goed is voor kinderen, een woongroep. Ik zou hier best een kind willen krijgen. Het idee van “It takes a village to raise a child”, daar geloof ik wel in. Het is sowieso goed om met verschillende mensen te wonen. Ik wil nooit meer anders. Van die reusachtige omheinde villa’s voor een gezin van drie of vier, zoals je ziet in LA of Laren of zo, daar word je geen aardiger mens van, denk ik.’

Wat was de kern van jouw opvoeding?

‘Ik ben een kind van de generatie ouders die zeiden: jij moet vooral doen waar je gelukkig van wordt. Mijn ouders werkten allebei hard voor hun geld. Ook toen mijn tweelingbroer en ik klein waren. Mijn vader verhuisde van de Verenigde Staten, waar hij vandaan komt, naar Amsterdam om muzikant te zijn. Hij werd vertaler. Mijn moeder is Brits. Zij kwam hier met de wens om kunstenaar te zijn, maar ze ging aan de slag als docent Engels. Dat is ze nog steeds. Wij, mijn broer en ik, kozen allebei voor de kunstacademie, mede door hun aanmoediging van jaag na wat je gelukkig maakt. Veel mensen van mijn leeftijd zijn zo opgevoed. Ik ben omringd door vrienden die werk doen waar ze blij van worden, maar dat wel weinig verdient. Ook niet altijd even ideaal, zeker niet als je kinderen krijgt.’

Roos komt de keuken binnen, een huisgenoot die ook af en toe meespeelt met Sophie Straat, meestal op het orgel, maar soms speelt ze ook gitaar of doet ze de backing vocals. Ze heeft ook een eigen band, Tape Toy. Roos pakt een appel uit haar kastje en gaat weer. Sophie zegt dat Roos een geweldige muzikant is.

Klopt het dat jij het zingen pas een paar jaar geleden ‘ontdekte’, en niet zoals veel artiesten tussen de schuifdeuren toen ze drie waren?

‘Ja, en ik vind het nog steeds gek om te zeggen dat ik kan zingen. Iedereen kan leren zingen, ik heb nu ook gewoon zangles. Ik ben ook geen zangeres geworden omdat ik een prachtige stem heb – ik kan helemaal niet bijzonder mooi zingen – maar omdat ik veel te vertellen heb. Mijn doel is het verspreiden van een boodschap en ik merk dat liedjes daarbij helpen omdat mensen ze makkelijk meezingen. Letterlijker kan ik mijn boodschap niet doorgeven.’

Niet weg durven lopen

De kracht van een goeie smartlap, met eenvoudige, aanstekelijke teksten, gecombineerd met de kracht van de herhaling. Zoals in het liedje ‘Mooier als je lacht’: ‘Meisje, waarom kijk je zo boos, je bent mooier als je lacht. Schatje, doe nou niet zo flauw, ik bedoel het echt niet slecht.’

Hoe vaker je het meezingt, hoe bozer je wordt. En grappig genoeg ook steeds vrolijker door de blijmoedige melodie en intonatie.

‘Ik heb tijdens het uitgaan zo vaak van mannen gehoord dat ik mooier ben als ik lach. Gast, waar bemoei je je mee. Het liedje gaat eigenlijk over seksuele intimidatie in de trein. Alle vrouwen aan wie ik het laat horen, worden er verdrietig van. De vreemde man die naast je komt zitten en je aanspreekt op een seksueel getinte toon of met zoveel woorden, die een hand op je been legt. En dan niet weg durven lopen want je wilt hem niet voor het hoofd stoten, straks wordt-ie agressief en weet jij veel of er een conducteur aan boord is, of andere mensen die je zullen helpen. Daarom voelt bijna elke vrouw meteen angst als ze alleen in een coupé zit en er komt een man binnenlopen. Iedereen kent het. Elke dag gebeurt dit. Het is al zolang aan de gang, en het houdt maar niet op.’

‘De muziek van Sophie Straat moet kunst zijn, geen preek. Wij omzeilen het risico op een belerende tirade door humor in te zetten.’

En nu heb jij je zangstem gevonden om iedereen daarop aan te spreken.

‘Ja, ik ben het ook zat om elke keer weer in discussie te gaan, met mannen. Hoe vaak er niet al eentje het gesprek met me heeft aangeknoopt dat niet alle mannen zo zijn – nee, natuurlijk niet, en dat weet iedereen – en dat mannen ook last hebben van seksueel geweld – ongetwijfeld, en dat is ook heel naar. Tegen iedereen die daarover begint, zeg ik nu: luister maar naar mijn muziek. Misschien begrijp je het dan een beetje. En niet alleen mannen, natuurlijk. Ik wil ook dat jonge vrouwen en meisjes mijn liedjes niet meer uit hun hoofd krijgen, waardoor ze voelen dat ze niet alleen zijn en de teksten misschien ergens zo verankerd raken in hun brein dat ze het niet meer pikken als een of andere eikel in de tram zegt: lach es, dan ben je mooier.’

Je zou een nummer-1-hit moeten scoren, dan bereik je in één keer heel veel meisjes.

‘Het probleem is dat ik mijn muziek zelf ook graag leuk wil vinden. Ik vind dat mijn nummers hits kunnen zijn, maar als ik kijk naar de top-tien vind ik dat alleen maar kutmuziek. Ik vraag me ook af radiostations mij zouden draaien. De Zangeres Zonder Naam zei ooit: zenders draaien mijn muziek niet omdat het te politiek is en zij willen geen kleur bekennen. Of dat zo is weet ik niet, misschien vonden ze haar muziek gewoon niks. Dat kan bij mij ook het geval zijn, niet goed of te politiek, daar kom je dan niet snel achter.’

Ik luisterde laatst naar een gesprek tussen Louis Theroux en de Britse acteur Riz Ahmed. Hij zei: ik wil films maken die je mentale meubelstukken een beetje verschuiven. Maar ze moeten ook entertaining zijn, en zeker niet belerend.

‘Dat is ook ons standpunt. De muziek van Sophie Straat moet kunst zijn, geen preek. Wij omzeilen het risico op een belerende tirade door humor in te zetten. Zo maken we de boodschap draaglijk. De liedjes moeten vooral ook leuk zijn om naar te luisteren, en voor ons om te spelen. Het afgelopen jaar heb ik gemerkt dat ik geboren ben om op een podium voor een publiek te staan. Dat had ik nooit kunnen bedenken. Het gaat om de boodschap, maar het is een fijne bijkomstigheid dat ik het heerlijk vind om die boodschap live te brengen.’

Komt dat ook doordat je vanaf het podium direct kunt zien hoe het valt?

‘Dat is het. Als ik “Vrijheid, Gelijkheid, Zusterschap” live speel, staat de voorste rij helemaal vol met de jongere versie van mijzelf. Allemaal anarchistische jongeren met een alternatief uiterlijk: non-binair, gay, jonge meisjes met okselhaar; alles en iedereen staat door elkaar die drie woorden mee te schreeuwen. Het is een lijflied geworden.’

Was er voor jou zo iemand?

‘Niet zo expliciet en niet zo dichtbij. Ik luisterde nooit naar Nederlandse muziek, tot ik het zelf ging maken. Toen ik een jaar of achttien was, ging ik veel naar drum & basefeestjes. Die hebben me gevormd als kunstenaar. Het afzetten tegen het systeem. Zo’n sfeer hing er wel.’

Zoals in ‘De stad is van ons’?

‘Dat is een drum & baseliedje, ja. Het gaat over wie ik was in die tijd. In de introtekst van het album staat dat het een weerspiegeling is van toen. De eerste keer dat ik uitging, is zo’n herinnering die voor altijd bij me zal blijven. Ik weet nog dat ik op de fiets zat, naar de Spuistraat. Bij een stoplicht dat op rood stond, keek ik om me heen en ik dacht: nu begint mijn leven.

Dat gevoel heb ik ook met dit album. Het is een nieuw begin. Mensen luisteren naar mij, ik weet dat ze het doen, en ik laat ze nu weten hoe ik ervoor sta, ik laat ze mijn ziel zien. Mijn moeder heeft bij de introtekst een toepasselijke tekening gemaakt van de stad weerspiegeld in het regenwater op straat. Er zit nostalgie in, maar het is tegelijk een aanklacht tegen de truttigheid van nu, tegen de gentrificatie.’

Waar je zelf zowel de dupe als deel van bent.

‘Daarom houdt het zo me bezig. Mijn repetitieruimte zit in Skatecafé, in Amsterdam-Noord. Een geweldige plek, voor mij is het een buurthuis, maar ik weet ook dat het onderdeel is van het gentrificatieproces. Voor het grootste deel van de Noorderlingen is het helemaal geen buurthuis, maar een uiting van sociale ongelijkheid.

‘Elk probleem is te herleiden tot macht. En tot angst voor het onbekende. Dat is ook de kern van gentrificatie. Angst voor anders, angst voor delen, angst voor falen.’

Ondertussen vind ikzelf de nieuwe cafés in de Pijp, de buurt waar ik zelf opgroeide toen de gentrificatie daar net begon, helemaal niet meer leuk. Ik zou er ook geen huis meer kunnen kopen, want dat is veel te duur.

Het is kennelijk heel moeilijk om stadswijken een thuis te laten blijven voor oorspronkelijke bewoners én voor nieuwkomers. En terwijl ik dat zo zeg, denk ik: waarom eigenlijk? Het hoeft helemaal niet zo moeilijk te zijn. Dat heb ik met veel problemen.’

Macht is het probleem.

‘Ja, elk probleem is te herleiden tot macht. En tot angst voor het onbekende. Dat is ook de kern van gentrificatie. Angst voor anders, angst voor delen, angst voor falen, angst voor gezichtsverlies. We zouden massaal moeten besluiten daar niet meer aan te doen.’

Zou jij je anarchistische smartlappen durven zingen in een omgeving ver buiten je bubbel, waar bijna niemand het met je eens is?

‘Dat voelt dubbel. Ik zou het willen, ik denk dat het zin kan hebben, maar het is ook traumatiserend om een woedende man voor je te hebben die roept dat je dood moet, dus of ik het ook zou durven… Ik denk het wel, toch. Het is eng en niet veilig, maar ik wil toch dat zo’n man me hoort. Hoe, ik weet het niet. Ik krijg nu al heel veel hatemail van mensen die het niet met me eens zijn. Niet dat ze die woorden gebruiken. Was het maar zo, legden ze maar uit waarom, dan konden we praten. Maar ze zeggen gewoon dat ik een kankerhoer ben.’

Dat zag ik al op een van je protestposters gekalkt staan, ergens langs de Herengracht.

‘Tuurlijk. Maar ja, ik wil ook dat mensen iets voelen bij mijn muziek. Dat ze boos worden, betekent dat ze iets voelen. Als ik geen haters zou hebben, zou ik denken: hm, mijn album is niet groot genoeg geworden, niemand heeft het gezien. Natuurlijk zou ik niet de hatemail willen en toch de impact, maar ik weet niet of dat nog mogelijk is in deze tijd. Voorlopig niet, denk ik.’

Wat vind je van protestacties van milieuactivisten die zich aan kunstwerken vastplakken?

‘Ik ben zelf geen betrokken klimaatactivist, moet ik eerlijk zeggen, maar ik waardeer enorm wat ze doen. Wat zij doen is voor the greater good. Ze doen het voor iedereen, ook voor de kleinkinderen van de Concertgebouw-abonnementhouders die laatst die Extinction Rebellion-activist de zaal uitgooiden. Nee, Vermeer of Verdi kan er ook niets aan doen, maar daar gaat het natuurlijk niet om. Als je een statement wilt maken, moeten andere mensen daar soms even de dupe van zijn. Dat hoort bij een protest, en dat is goed, zolang er geen geweld wordt gebruikt, of iemand wordt uitgescholden voor kankerhoer.

Dat steeds meer mensen Zwarte Piet racistisch vinden, is een goed voorbeeld van de uitwerking van aanhoudend protest. Demonstraties helpen. Het effect laat vaak tergend lang op zich wachten, maar het komt wel, als je maar blijft roepen dat iets niet kan. Zo is het ook met de boodschap in mijn muziek, hoop ik. Als ik maar stug blijf doorzingen, wordt de kloof tussen mannen en vrouwen misschien ietsje kleiner, zullen meer mannen leren na te denken voor ze iets denigrerends zeggen, en komen vrouwen steeds sterker in hun schoenen te staan. Ik wil met onze liedjes Kamervragen oproepen! Misschien moet ik een paar Kamerleden uitnodigen voor de albumrelease.’

Kunnen ze lekker hard meezingen: ‘Vrijheid, Gelijkheid, Zusterschap.’

Ze lacht, een beetje verlegen. ‘Dat zou echt vet zijn.’

shows sophie straat

24.03 Vera, Groningen
25.03 Doornroosje, Nijmegen
31.03 Metropool, Enschede
01.04 Paard, Den Haag
05.04 TivoliVredenburg, Utrecht
06.04 Burgerweeshuis, Deventer
14.04 Hall of Fame, Tilburg
21.04 Paradiso, Amsterdam