Ze wil de eerste nieuwspresentator met een hoofddoek worden, en zet er sociale media voor in. Noor Tagouri: ‘Er zijn genoeg mensen die er net als ik uitzien. Waarom zouden die zichzelf niet op tv mogen herkennen?’

Als Noor Tagouri (21) de lobby van haar hotel in Amsterdam-Nieuw West inloopt, begroet ze me met een Amerikaanse hug. Ze draagt een sweater en een beige hoofddoek met gouden kraaltjes, haar ogen zijn zwaar opgemaakt. Een jonge, hippe vrouw – eentje met een missie: ze wil de eerste tv-presentator met een hoofddoek worden in Amerika. Ze is al te zien op de regionale nieuwszender CTV in Washington en ze is verslaggever voor CBS Radio. Maar ze wil meer. Haar grote campagne op social media heeft een veelgevraagd journalistiek talent van haar gemaakt. Deze zondag doet ze haar verhaal op een islamitische benefietavond in het World Fashion Centre in Amsterdam.

Ik wil degene zijn die ik nodig had toen ik jong was. Ik herkende mezelf nergens in, vooral niet in de stereotypering van moslima’s 
op televisie.

Het begon allemaal in 2012 met een foto, genomen tijdens een rondleiding op de redactie van ABC News. Voor die foto nam Tagouri, glimlachend en met haar hoofddoek om, plaats in de stoel van de nieuwslezer van ABC News. Het was de baan waar de – toen nog – studente journalistiek al jaren van droomde. Eenmaal thuis besloot ze de foto op Facebook te plaatsen. ‘Het is tijd voor de eerste televisiepresentator met een hoofddoek,’ schreef ze, ‘en ik wil er alles aan doen om die worden.’
‘Door die foto leek mijn droom ineens minder ver weg,’ zegt Tagouri nu.
Haar foto ging viral en binnen een paar dagen kreeg ze 25.000 likes. In een filmpje dat ze daarna op YouTube zette, vraagt ze zich af waarom er zo weinig moslims op televisie zijn. En waarom hijabi’s (meisjes met een hoofddoek, red.) niet de kans krijgen hun dromen na te jagen.
Het was de aftrap van haar sociale-mediacampagne met de naam #LetNoorShine. Sindsdien volgen velen haar in haar ambitie om de eerste Amerikaanse tv-presentator met een hoofddoek te worden. Ruim 90.000 mensen zagen haar filmpje, ze heeft ruim 90.000 volgers op Facebook en meer dan 50.000 mensen volgen haar op Instagram. Ze geeft inmiddels ook lezingen in binnen- en buitenland, maakt vlogs (online videodagboeken) van haar belevenissen en schrijft columns voor The Huffington Post. En ze mocht zichzelf introduceren op het televisiekanaal van Oprah Winfrey. ‘Amazing,’ noemt Tagouri de reacties.

Journalist Noor Tagouri (1993). Foto: Maarten Kools

Wat is het doel van uw campagne – behalve het vinden van een baan als presentator?
‘Ik merkte dat mijn verhaal mensen inspireerde, dat ze ook dromen hadden. Sindsdien zeg ik: dit zou je ook moeten doen. Je zou ook je passie moeten volgen. Het heeft mij gelukkig gemaakt, waarom jou niet? Veel jongeren ontbreekt het aan die bemoedigende woorden. Niet iedereen is als kind zo gesteund als ik. Een andere reden waarom ik het belangrijk vind om mensen aan te moedigen, is omdat ikzelf, als moslim-Amerikaan, ook door een identiteitscrisis ben gegaan. Ik ben nog jong, werk nog steeds aan mijn doelen en ik ben er nog lang niet, maar toch ben ik hoopvol. Ik denk dat het fijn is om zo’n geluid te horen van een leeftijdgenoot, iemand met wie je je kunt identificeren. Daarom wil ik anderen aanmoedigen om ook hun droom te volgen. Ik wil de persoon zijn die ik nodig had toen ik jong was. Ik herkende mezelf nergens in, vooral niet in de stereotypering van moslima’s op televisie.’

Hoe ziet dat beeld van moslima’s eruit?
‘Ze worden onderdrukt, ze zijn onderdanig, ze zitten alleen maar thuis, ze zijn altijd zwart gekleed in een boerka of chador… Weet je, ik draag ook vaak zwart, omdat het mijn favoriete kleur is, and I rock it. Maar ik draag net zo goed gescheurde jeans, All Stars en een mutsje. Dat soort moslima’s zie je niet op televisie, maar ze zijn er wel degelijk. Wíj zouden de norm moeten zijn. Wij zijn gewone, modieuze mensen. Sterker nog: ik denk dat moslima’s modieuzer zijn dan de gemiddelde persoon die je op straat tegenkomt. Al was het maar omdat we het móéten zijn. De meeste kleding in de winkel is niet bedekkend genoeg. Daar word je creatief van. Als mensen zeggen: wat zie je er leuk uit, denk ik al alleen maar: dat lijkt me ook, ik heb er úren over gedaan.’

Waarom wilt u per se voor een commerciële zender werken en niet voor een islamitische of Arabische omroep?
‘Ik wil het glazen plafond doorbreken in de mainstream media. Het zal misschien moeilijk worden, maar ik zal hoe dan ook een manier vinden waarop het lukt. Ik wil een alledaags gezicht worden dat iedereen, elke dag, ziet. Zodat mensen denken: hé, dat is Noor, de presentator. En dat ze er dan oké mee zijn en het normaal vinden. Daarom zou ik bijvoorbeeld Good Morning America (een populaire ochtendshow van ABC News, red.) willen presenteren. Bij een islamitische omroep valt niks te winnen. Dat publiek is al gewend aan hijabs, daar vinden ze niks geks aan. Maar bij mainstream media zal het mensen wel wakker schudden. Net zoals het bij Afro-Amerikanen is gegaan. Vroeger was het niet gebruikelijk om hen op televisie te zien, maar nu wel. Het is normaal geworden. Ik hoop dat het zo ook voor moslims en andere minderheden wordt.’

De hijab ben ik niet gaan 
dragen om redenen van zedigheid – dat is wat veel vrouwen doen. 
Ik deed het om zelfverzekerder te worden.

Zijn Afro-Amerikanen nu dan gelijk aan blanken op televisie?
‘Daar is veel discussie over. Neem nou de Oscars, toen het ging over de “donkere” genomineerden. Daar waren er overduidelijk weinig van, en onder de winnaars nog minder. Dus nee, ik denk niet dat Afro-Amerikanen gelijk zijn aan blanke mensen op televisie. Dat geldt ook voor Aziaten, Latino’s, moslims. Die zijn ook nog niet genoeg aanwezig. We zijn er nog lang niet. Ik denk dat mensen het zullen waarderen als er meer diversiteit is op televisie. Misschien niet iedereen, maar die mensen moet het dan maar ongemakkelijk worden gemaakt. Ze moeten accepteren dat onze samenleving nu eenmaal zo is. We zijn divers, we zijn groots en we groeien. Dat is het hele idee achter ons land. Dus waarom zou je dat niet omarmen?’

All American girl

Noor Tagouri groeide op in La Plata, een stadje in het zuiden van de staat Maryland, op een uur rijden van Washington D.C. ‘Saai en ouderwets,’ noemt Tagouri het plaatsje. ‘De mensen daar hebben geen idee van de wereld om hen heen. De meesten verlaten het stadje nooit, ze blijven er generaties lang wonen. Er is ook weinig diversiteit, dus wij vielen nogal op.’
Tagouri’s ouders zijn eerstegeneratie- mi granten uit Libië. Toen haar vader 27 jaar oud was, verhuisde hij naar Amerika om medicijnen te studeren. Inmiddels is hij patholoog. Haar moeder kwam al op elfjarige leeftijd in de Verenigde Staten te wonen. Samen hebben ze vijf kinderen, Noor is de oudste.
Toen Tagouri acht jaar oud was, wist ze al dat ze journalist wilde worden. Of eigenlijk: Oprah Winfrey. ‘Elke middag om vier uur, als ik thuiskwam van school, rende ik meteen naar de bank. Samen met mijn moeder keek ik dan The Oprah Winfrey Show. Ik vond haar geweldig. Ze was slim en grappig. Ze stelde iedereen op z’n gemak. En ze had een passie voor het stellen van vragen. Dat herkende ik ook al vroeg bij mezelf. Ik hield van vragen stellen. Dat viel iedereen bij mij op. Daarom hebben mijn ouders me altijd gesteund in mijn wens om een journalist te worden. Mijn vader was een nieuwsjunkie, legde me alle nieuwsgebeurtenissen uit. En mijn moeder reed me naar schrijfkamp en allerlei cursussen.’

Een impulsieve actie

Een Oprah Winfrey-fan dus. Tel daarbij op dat Tagouri basketbal speelde, op gymnastiek zat en veel vrienden had, en het beeld van een all American girl is compleet. Toch was er in haar ogen iets belangrijks dat haar onderscheidde van haar leeftijdsgenoten: haar moeder droeg een hoofddoek. ‘Als mijn moeder me ophaalde van school, of als ze mee ging als begeleider tijdens een schooluitje, dan vroegen anderen: wat is dat op haar hoofd? Waarom draagt ze dat? Ik schaamde me rot voor mijn moeder. Ik wilde er zo graag bij horen. Nu heb ik daar spijt van. Ik zou terug willen gaan in de tijd en het voor mijn moeder willen opnemen. Je moet zelfverzekerd zijn en voor jezelf opkomen, anders maken anderen misbruik van je.’

Waarom begon u op uw vijftiende dan toch een hoofddoek te dragen?
‘Dat was een impulsieve actie. Ik zat in een identiteitscrisis. Al een heel jaar voelde ik me rot, ik wist niet wat ik met mezelf aan moest. Op een dag werd ik wakker en ik dacht: laat ik het gewoon proberen, kijken wat er gebeurt. Ik kreeg veel reacties, positief en negatief, maar ik trok me er niks van aan. Dat had ik mezelf voorgenomen: ik doe dit voor mezelf en voor niemand anders, dit is tussen mij en God. De hijab ben ik niet gaan dragen om redenen van zedigheid – dat is wat veel vrouwen doen. Ik deed het om zelfverzekerder te worden. Ik wilde trouw zijn aan mijn identiteit als moslima. Maar ook omdat God het wil, natuurlijk. Als dat niet zo was, zou ik dragen waar ik zin in had.
En, Alhamdullilah (God zij geprezen, red.), vlak nadat ik de hijab begon te dragen, kwamen er allerlei kansen op mijn pad. Al op mijn zestiende ging ik met een beurs naar de universiteit. Mijn wens om journalist te worden was nog even groot. Ik wist dat het moeilijker zou worden om een baan te krijgen, helemaal op televisie, dus ik nam me voor om harder te werken dan ooit te voren. Ik deed alles tot het uiterste.
Het werd een obsessie. Netwerken, de hoogste cijfers halen. Ik wilde de beste zijn zodat mensen geen excuus zouden hebben om me niet aan te nemen. Als dat toch zou gebeuren, dan zou ik weten dat het niet aan mij lag, maar aan mijn hoofddoek, aan hen in feite.’

25.000 Likes. Haar foto ging viral. Foto: Maarten Kools

Een hoofddoek valt op. Heeft u ooit gedacht dat het ook wel eens in uw voordeel zou kunnen werken?
‘Nee, nooit. Ik vind het een voordeel, maar ik wist dat niet iedereen dat zo zou zien. Dat merkte ik meteen toen ik begon als stagiaire in de journalistiek. Sommigen steunden me. Maar er waren ook journalisten die tegen me zeiden dat ze het niet vonden kunnen. Dat ik het niet verdiende om daar te werken. Of ze adviseerden me om mijn hijab af te doen, tenminste op het werk.’

Ontmoedigde dat u?
‘Nee, het maakte me boos. Waarom zou iemand zichzelf moeten veranderen? Vooral in Amerika, een smeltkroes van allerlei culturen. Ik ben net zo Amerikaans als wie dan ook. Er zijn genoeg mensen die er net als ik uitzien. Waarom zouden die zichzelf niet op tv mogen herkennen?’

Diversiteit brengt ook 
andere perspectieven met zich mee. Ik vind dat juist goed voor een redactie

Bent u niet bang dat u wordt aangenomen vanwege een diversiteitsquotum of omdat het medium een statement wil maken?
‘Als dat hun motivatie is, zal ik er niet mee zitten omdat ik weet dat ik goed ben. Maar ik denk niet dat iemand me alleen om die reden zal aannemen. Wat moet je met een slechte journalist? Bovendien: degene die mij aanneemt, loopt een groot risico omdat er veel mensen zullen zijn die er problemen mee hebben. Als ik dan ook nog eens slecht ben, wordt de keuze voor mij moeilijk te verdedigen. Ik denk dus niet dat ik zomaar een baan krijg. Maar de media die roepen dat ze alleen op kwaliteit selecteren, doen toch iets verkeerd. Want waarom zijn de redacties dan zo wit? Je kunt op kwaliteit én diversiteit kiezen. Er zijn genoeg mensen met een andere culturele achtergrond die net zo gekwalificeerd zijn als ieder ander.’

In Nederland wordt vaak gezegd dat er niet genoeg gekwalificeerde allochtonen zijn die journalist willen worden. Kortom: het ligt ook aan mensen zelf.
‘Ik ken de situatie hier niet, maar ik denk niet dat het voor Amerika opgaat. Iedereen daar is wanhopig op zoek naar een baan – vooral mensen met een andere culturele achtergrond.’

Vloggen op het Rembrandtplein. ‘Ik wil een alledaags gezicht worden.’

Waarom zijn Amerikaanse redacties dan nog steeds zo wit?
‘Omdat mensen zich ongemakkelijk voelen bij diversiteit. Mensen zijn bang voor verandering. Niks meer en niks minder. Het is altijd al zo geweest en mensen houden van die voorspelbaarheid. Diversiteit brengt vaak ook andere perspectieven met zich mee. Ik vind dat juist goed voor een redactie, maar niet iedereen zit daar op te wachten.’

Critici zeggen dat nieuwslezers neutraal moeten zijn. Een hijab heeft de schijn tegen. Wat vindt u daarvan?
‘Het feit dat ik een lap stof op mijn hoofd draagt, verandert de manier waarop ik een verhaal vertel niet. Zonder hijab zou ik wel worden aangenomen en zou er niets aan de hand zijn. Terwijl ik dezelfde Noor blijf. Iedereen heeft zijn overtuigingen, alleen kun je het aan anderen niet altijd zien. Je kunt ook zeggen: van mij weet je het tenminste. Het is niet zo dat ik iemand mijn religie door de strot wil duwen. Integendeel. Ik geloof dat mijn hoofddoek een verplichting is, en daarmee is het een onderdeel van mijn identiteit waar ik niet zonder kan. Er zijn gelukkig ook veel niet-gelovigen die mij hierin steunen. Die zeggen: ik hoor liever jou het nieuws verslaan over moslims dan een niet-moslim, dan weet ik tenminste dat het klopt wat er wordt gezegd.’

Moslims zijn vaak terughoudend als het gaat om het geven van interviews, gefilmd worden voor de camera. Ligt daar ook een probleem?
‘Dat klopt, er zijn moslims niet zich niet op hun gemak voelen bij journalisten, maar je moet je ook afvragen hoe dat komt. Hun woorden worden soms verdraaid of ze worden niet volledig geciteerd, waardoor alle nuance verdwijnt. Dat is de media te verwijten, vertrouwen komt van twee kanten. Veel moslims worden moe van het altijd maar weer moeten veroordelen van terroristische daden. Na de aanslag op de anti-moslimbijeenkomst van Pamela Gellar in Texas speelde dat weer. Hierdoor voelen veel moslims zich in het defensief gedrukt. Dat begrijp ik heel goed.
Tegelijkertijd moedig ik moslims altijd aan om een goede relatie te onderhouden met lokale journalisten. Het is goed om interviews en duiding te geven bij actuele gebeurtenissen, zodat niet willekeurige gekken om een mening wordt gevraagd. Moslims moeten bereid zijn mensen te informeren, omdat er een groot gebrek is aan kennis over wat ons geloof inhoudt. Hoe meer mensen weten over de islam, des te minder vragen er aan moslims zullen worden gesteld bij terroristische daden, denk ik. Mensen weten dan: dit is een terrorist, die heeft niks met het geloof te maken. Maar goed, sommige mensen zijn gewoon bang voor de camera. Dat hoeft niks met hun achtergrond te maken te hebben.’

‘Ik ben net zo Amerikaans als wie dan ook.’ Foto: Maarten Kools.

Op uw Instagramfoto’s reageren ook moslims die uw werk afkeuren, zag ik. Vecht u in feite niet twee gevechten: zowel tegen de oude journalistieke garde als tegen conservatieve moslims?
‘Dat valt wel mee. Het zijn er maar een paar geweest tot nu toe. Van die jongens die dan posten dat ik ermee moet ophouden en in de keuken moet gaan staan. Of maar gauw moet gaan trouwen. Ik probeer die reacties meteen te verwijderen, sowieso de seksueel getinte opmerkingen. Meestal reageren anderen heel fel op hen, dat ze niet weten waar ze het over hebben. Dat is wel leuk om te zien. Een keer heb ik die jongens op hun nummer gezet, want het is natuurlijk belachelijk. De islam plaatst vrouwen juist op een voetstuk.’

In Nederland wordt vaak gezegd dat media de expertise van allochtone journalisten moeten gebruiken. Wat als u gevraagd wordt uitsluitend verhalen over de moslimgemeenschap te verslaan?
‘Ik zou dat niet uitsluitend willen doen, maar dat geldt eigenlijk voor alle onderwerpen. Maar ik zou het wel erbij willen doen. Er zijn genoeg dingen die spelen in die gemeenschap en waar je weinig over hoort, zoals psychische problemen en depressies. Natuurlijk is het zo dat ik met dit soort onderwerpen in het voordeel ben ten opzichte van veel collega’s. Ik kan die verhalen waarschijnlijk beter tot hun recht laten komen. Het is goed om je expertise te gebruiken, maar dat betekent niet dat je alleen die verhalen op je moet nemen. Je kunt ook collega’s adviseren.’

U vindt het een voordeel, een hoofddoek dragen. Zijn er ook mensen die om die reden niet met u willen praten?
‘Toen ik onlangs verslag deed van de rellen in Baltimore was het absoluut een voordeel. Media komen daar nooit, alleen nu de pleuris uitbrak, waren er tientallen journalisten. Die maakten alleen reportages over geweldsincidenten. Dat neemt de lokale bevolking de media kwalijk. Ze waren blij dat ik er was, een reporter die niet uit was op rellen, maar hen snapt en recht doet aan hun verhaal. De salaam aleikums (vrede zij met u, red.) vlogen me om de oren. Ook van Afro-Amerikanen die geen moslim zijn. Ik heb daar reportages gemaakt van de rouwdiensten voor Freddie Gray in verschillende kerken. Maar ook van de feesten toen bekend werd dat de agenten die Gray hadden doodgeschoten, werden aangeklaagd.
Het komt ook voor dat mensen niet met me willen praten. Dan word ik uitgescholden. Het ergste wat ik meemaakte, was in Tennessee. Ik maakte toen voor het eerst een reportage over de komst van een moskee. Mijn cameraploeg en ik waren aanwezig bij een rechtszaak, aangespannen door tegenstanders van de moskee. Dat beviel ze niet. We kregen van alles naar ons hoofd: “Jullie zijn leugenaars, straks ben ik op het Iraanse nieuws!” En: “De islam is geen geloof!” Er werd geduwd en getrokken, het was heel grimmig. Op zo’n moment kun je daar niets aan doen. Gelukkig heb ik een geweldige chef die dat begrijpt. De reacties werden onderwerp van de reportage. Maar meestal probeer ik net zo lang door te gaan tot ik mensen tegenkom die wél willen praten. Twee keer zo hard werken dus.’