‘De verdrinking’ biedt de fascinerende tekening van reliëf in de menselijke psyche die je van Roger Martin du Gard verwacht.

Eerst dit: de titel van Roger Martin du Gards kleine roman geeft de plot al fors weg. In het Frans luidt die La noyade, in het Nederlands van zijn trouwe vertaalster Anneke Alderliefste wordt dat: De verdrinking. We lezen in de fictieve dagboekfragmenten die het verhaal vormen hoe op 7 juli 1888 de sergeant De Balcourt gelegerd wordt in het gehucht Auney-sur-Marne. Op weg naar de woning waar hij als onderofficier gedurende een tiendaagse training in dat plaatsje is ingekwartierd, vraagt hij de weg aan een in zijn ogen verpletterend mooie jongeling. Zijn scherpe observaties over deze bakkersknecht Yves, die zeventieneneenhalf is, maken geen geheim van de aard van zijn interesse: ‘Hij glimlachte met een instemmend knikje, dat zo spontaan, zo vriendelijk was dat ik duizelde van een krankzinnige hoop…’ Vanuit die opgelaaide gevoelens onderneemt de militair directe actie; hij slaagt erin een haveloze kamer te betrekken in de bakkerswoning, dicht bij zijn object van begeerte. Wat volgt zijn z’n omcirkelende, sluipende handelingen om de jongen in de dagen die hem daar resten amoureus te verschalken. Al vroeg in het verslag dat hij daarvan in dagboekvorm doet, komt tot uiting dat de verliefde sergeant de zwemkunst niet machtig is en Yves naar diens grootsprakige zeggen wel. Het met suspense geschreven verhaal – krijgt ie ’m wel, krijgt ie ’m niet? – davert af op een apotheose, dus een beetje lezer, en zeker degene die vertrouwd is met die wonderlijke, tot hijgerig verder lezen voortstuwende combinatie van realisme en melodrama die Roger Martin du Gard (1881-1958) als schrijver typeert, weet: een van de twee gaat verzuipen. Zo geschiedt.

Ronduit spectaculair

Ik ben daarnet zo ingegaan op het weggeven van de plot door de titelkeuze vanwege de lynch mob die tegenwoordig altijd op de loer ligt, briesend: spoiler! spoiler! Dat verwijt betekent vrij vertaald dat de criticus zich dan schuldig heeft gemaakt aan het verklappen van de inhoud van het verhaal, zodat hun pret om dat boek zelf ter hand te nemen door zo’n onnadenkende schoft danig versjteerd is. Dat is, met diepdoorvoeld respect, een sneue misvatting. Echte literatuur biedt oneindig veel meer dan een intrige en een plot. Sterker nog: die elementen zijn anders dan bij thrillers geen hoofdzaak, maar een vehikel voor dat wat de literatuur van lectuur onderscheidt. Neem De verdrinking. Als verhaal is het dun, voor wie op complexe verwikkelingen en een verrassende plot uit is. Maar binnen de begrenzingen die Martin du Gard zich in deze kleine roman oplegde, in het aantal personages, in de plaats van handeling, in het tijdsverloop, in de omvang van het verhaal, is dat wat er omgaat ronduit spectaculair.

Die meerwaarde schuilt vanzelf in de dramatiek waarmee de opgetekende gesprekken tussen Xavier de Balcourt en de andere personages in dat bakkershuis omgeven zijn; in de tussen wanhoop en verlangen koersende gedachten van Xavier en in zijn gissen naar de innerlijke wereld van de hupse Yves; in de geheimhouding die hij moet betrachten bij zijn verhoopte escapade teneinde een maatschappelijk schandaal en de krijgsraad te voorkomen. Maar in de loop van het van 7 tot 16 juli 1888 spelende verhaal, helemaal wanneer het sluitstuk koortsachtig plaatsvindt op die laatste dag, en in een nakomende verwikkeling op 11 september 1888, neemt onze twijfel over de verteller Xavier toe. Ging het wel zo als hij de toedracht weergaf? Of was er kwade opzet in het spel, zoals een nurkse oudere bakkersknecht probeert te bewijzen? Die dubbelzinnigheid wordt aangewakkerd door Xaviers bliksemende gedachten aan zijn moeder, waaruit begrepen kan worden dat wat zich met Yves uiteindelijk afspeelt, een noodlottige herhaling van zetten in zijn bestaan is. Maar ook indien je deze interpretatie afwijst en Xavier neemt op zijn woord, beklijft Martin du Gards portret van een door schuldgevoel aan flarden gescheurd gemoed. Het is kortom precies die fascinerende tekening van reliëf in de menselijke psyche die je van Roger Martin du Gard met zijn empathische, diepborende, niet-oordelende blik kunt verwachten. Dat is wat mij betreft het echte spektakel in deze vertelling, rijker dan een plot die ontdaan van deze literaire luister neerkomt op een krantenberichtdrama waarin slechts elementair melding gemaakt wordt van een verdrinkingsdood.

Nobele ijzervreter

Ook op een andere manier is De verdrinking op pars pro toto-wijze illustratief: voor Martin du Gards oeuvre. Het magnum opus van deze vergeten Nobelprijswinnaar (van 1937) is de panoramische familiekroniek Les Thibaults, duizenden pagina’s over de Franse bourgeoisie aan de vooravond van en middenin de Eerste Wereldoorlog die de afgelopen jaren in twee kloeke delen als De Thibaults in Nederlandse vertaling verschenen. Zijn andere grote werk, waaraan hij de laatste zeventien jaar van zijn leven werkte, is onafgemaakt gebleven, maar postuum uitgegeven als Luitenant-kolonel de Maumort. Dat zijn fictieve memoires van deze nobele ijzervreter, zijn herinneringen aan personen en de tijd waarin hij leefde. Een van de zeer weinige delen uit dit werk-in-uitvoering dat Martin du Gard als voltooid beschouwde, is een verhaal dat een van de personages vertelt: De verdrinking. Wat de zelfstandige uitgave daarvan wettigt, is dat het op de korte baan een perfect voorbeeld is van het indringende inzicht in de menselijke natuur dat deze schrijver te bieden heeft (zoals dat a fortiori uitkomt via zijn dialoogkunst). En dat het daarom – hopelijk – een kennismaking met zijn oeuvre kan vormen voor lezers die zich laten afschrikken door de monumentale omvang van zijn hoofdwerk.

Onthechte zienswijze

Het grote voorbeeld voor Martin du Gard was en bleef de negentiende-eeuwse grootmeester Tolstoj, vooral diens Oorlog en vrede. Het zal met die literaire voorkeur – traditioneel en toegankelijk in plaats van modernistisch en experimenteel, eerder gericht op inhoud dan op stijl – te maken hebben gehad dat Martin du Gard altijd in de schaduw is blijven staan van Marcel Proust en zijn vriend André Gide. Om die reden heb ik zijn werk helaas ook jaren laten liggen, vanuit de adolescente gedachte dat eerst de hemelbestormers aan bod moeten komen. Anderzijds: om van Roger Martin du Gard optimaal te kunnen genieten, kan het geen kwaad dat je wat schreden in het ondermaanse hebt gezet. Vanwege zijn afzien van morele oordelen bij het menselijk, al te menselijk gedrag van zijn personages heeft hij nogal eens het verwijt gekregen kil te zijn, maar juist door die onthechte zienswijze is zijn proza ongehavend gebleven door het verstrijken van de tijd.

De verdrinking
Roger Martin du Gard, vertaling Anneke Alderliefste, Meulenhoff, 126 p., € 12,50