Poëzie voor kinderen

We zijn dus heel gelukkig.

Tevreden, blij; dat wel.

En blijven samen hopen

op ooit een fikse rel.

Zo eindigt het gedicht ‘Wij’ uit de bundel Altijd heb ik wat te vieren van André Sollie over een gelukkig gezin. Zeg dat wel, hopen op een fikse rel in de kinder- en jeugdpoëzie. Want er heerst daar een wonderbaarlijke harmonie en vrede. Terwijl overal om ons heen hangjongeren verschijnen, hulpinstanties incest- en moordpartijen op hun bordje krijgen en er de laatste tijd zelfs een aparte minister voor Jeugd en Gezin rondloopt, is er in de Nederlandse kinder- en jeugdpoëzie weinig tot niks aan de hand. Alleen de titels al blaken van genegenheid en positieve energie: Ik blijf altijd bij je, Altijd heb ik wat te vieren, Het punt met mij is dat ik alles kan, Kwam dat zien! Kwam dat zien! Scheidende ouders, kutmarokkaantjes, de thematiek van veel kinder- en jeugdproza lijkt hier ver weg.

Ik begrijp het wel. Annie M.G. Schmidt riep haar lezertjes nog op om flink wat...