‘Ik mag mijn eigen spelling aanhouden van mijn uitgevers. Voor mij geen ruggengraat omdat ik maar één rug heb. Voor mij ook geen pannenkoek. Ik ben in zoverre meegegaan: als ik duidelijk op het eerste lid van een samengesteld woord een meervoud voel, dan schrijf ik een n. Perenboom, heb ik geen moeite mee. Ideeëloos, dat je daar geen n mag schrijven dan gaan mijn haren recht overeind staan. Onze voorouders hebben die n er vaak tussen gezet vanwege de soepele overgang tussen het eerste en tweede lid. Je spreekt het lekkerder uit. Ze hebben in de zeventiende eeuw rekening met de spreektaal gehouden, het schrijfbeeld heeft zich verwijderd van wat de mensen zeggen.

En waar ik me ook al decennia lang aan erger: de c die ons is opgedrongen door de Vlamingen in plaats van de k in woorden die dichter bij het Frans staan. Dus concreet en consequent, dat moet ineens weer met een c en een q geschreven worden. Terwijl in Duitsland en Denemarken al anderhalve eeuw en langer konkreet met...