Overal staan beelden, binnen en buiten. Het Kröller-Müller is dan ook het enige museum in Nederland dat zich heeft gespecialiseerd in moderne en hedendaagse beeldhouwkunst. In de beeldentuin zet directeur Lisette Pelsers zet de lijn voort van Helene Kröller-Müller: ‘Goede kunst wordt ingegeven door intellect.’

Een beeldhouwwerk is het eerste wat een bezoeker van het Kröller-Müller Museum ziet. Een geheel blauwe, uit zijn krachten gegroeide troffel van Claes Oldenburg uit 1971. De troffel staat schuin in de grond gestoken bij de driesprong in de weg die naar het museum leidt. Een even onverwachte als geestige verschijning in het uitgestrekte heidelandschap van Nationaal Park De Hoge Veluwe. Een baken van wat gaat komen.

Het Kröller-Müller is het enige museum in Nederland dat zich heeft gespecialiseerd in moderne en hedendaagse beeldhouwkunst. Beter wordt die kunst niet uit de doeken gedaan. Overal staan beelden, binnen en buiten het museum. Andere musea zijn er niet vies van, maar behandelen de beeldhouwkunst op zijn zachtst gezegd stiefmoederlijk.

‘Bram Hammacher is ermee begonnen, hij had er affiniteit mee, heeft gepubliceerd over de beeldhouwkunst van onder anderen Barbara Hepworth en Jacques Lipchitz,’ zegt Lisette Pelsers, sinds 2012 directeur van het Kröller-Müller. De kunsthistoricus en kunstcriticus Hammacher trad in 1947 in de voetsporen van de naamgeefster van het museum, Helene Kröller-Müller, die in 1939 was gestorven. Helene had de marsroute van het museum bepaald. Zij had een uitgesproken smaak voor kunst waarin het materiëleEen speciaal voor sculpturen ontworpen tuin was nieuw en trok internationaal de aandacht.en het geestelijke samenvallen; al te realistische of al te abstracte kunst vielen buiten haar artistiek schootsveld. Vincent van Gogh was voor haar de kunstenaar die haar lijfspreuk ‘Spiritus et Materia Unum’, geest en stof zijn één, het meest belichaamde. Van diens oeuvre verzamelde ze een fraai overzicht, de meest substantiële collectie schilderijen en tekeningen van Van Gogh die een particulier ooit heeft aangeschaft, wat de (inter)nationale faam van het museum heeft gevestigd en nog steeds voedt. Helene had niet alleen een pertinente smaak, zij werd ook zelden gehinderd door twijfel. ‘Zij vond dat haar kunstcollectie compleet was,’ zegt Pelsers. ‘Bij de overdracht ervan aan de staat bepaalde zij dat er niets veranderd of toegevoegd mocht worden.’

Kröller-Müller-directeur Lisette Pelsers. Foto: Maarten Kools

Hammacher stak daar een stokje voor. ‘Vlak na de Tweede Wereldoorlog gingen steeds meer kunstenaars nadenken over beelden voor buiten,’ legt Pelsers uit. ‘Bovendien raakten beeldentuinen in de mode. Het publiek stroomde naar Battersea Park in Londen, Park Sonsbeek in Arnhem en het Middelheimpark in Antwerpen. Hammacher haakte aan bij die ontwikkeling. Hij nodige landschapsarchitect Jan Bijhouwer uit “een tuin van buitenzalen” te ontwerpen. Zo’n speciaal voor sculpturen ontworpen tuin was nieuw en trok internationaal de aandacht.’ Een meesterzet waarmee Bram uit de schaduw van Helene stapte.

‘Parallel aan de collectie schilderijen van Kröller-Müller verzamelde Hammacher een beknopt overzicht van de moderne en hedendaagse beeldhouwkunst vanaf 1850.’ Wat hem en de directeuren na hem bovendien de mogelijkheid gaf de jongste artistieke ontwikkelingen te volgen, althans de vinger aan de pols van de beeldhouwkunst te houden. Met 25 hectare en meer dan 160 sculpturen is de beeldentuin van Kröller-Müller een van de grootste en fraaiste van Europa. De tuin is naast de collectie Van Goghs een van de kurken waarop het museum drijft. Een ideale plek om te ontsnappen aan de waan van de dag. In alle seizoenen.

Rhododendronkamers

De beeldentuin is als een toneelstuk in drie bedrijven. Volgens een min of meer chronologische opbouw eerst een heldere, klassieke presentatie op gazons, in paviljoens en in de vijver van beelden van vooral moderne meesters als Aristide Maillol, Auguste Rodin en Hepworth. Daarna volgen de rhododendronkamers en het beeldenbos, die voor onstuimiger drama zorgen, al was het maar omdat je er op zoek moet naar de sculpturen en de aangelegde paden daarvoor moet verlaten. Ten slotte als apotheose deIk merk dat ik tijd nodig heb om grip te krijgen op de tuin. Geen punt, hij loopt niet weg.mogelijkheid zelf een beeld te betreden of in gebruik te nemen. ‘Hammacher kocht een sculptuur en zocht er in de tuin een mooie plek voor,’ aldus Pelsers. ‘Zijn opvolger Rudi Oxenaar, directeur van 1963 tot 1990, heeft het wat woestere beeldenbos erbij getrokken en introduceerde beeldhouwwerken die speciaal voor de tuin zijn ontworpen. Jardin d’émail van Jean Dubuffet bijvoorbeeld, de lieveling van het publiek, dat bezit mag nemen van deze enorme speeltuin.
Oxenaars opvolger Evert van Straaten, directeur van 1990 tot 2012, heeft landschapsarchitect Adriaan Geuze opnieuw naar de tuin laten kijken en zette de lijnen die zijn voorgangers hadden uitgezet voort.’

Nu is Lisette Pelsers aan de beurt. ‘Ik merk dat ik tijd nodig heb om grip te krijgen op de tuin. Geen punt, hij loopt niet weg. Bovendien is het lastig heel duidelijke stromingen aan te wijzen in de hedendaagse beeldhouwkunst, nationaal en internationaal. Waarmee ik niet wil zeggen dat mijn voorgangers het makkelijker hadden.’

Welke hedendaagse beeldhouwers zou Pelsers graag aan de collectie toevoegen? ‘Ik ga met kunstenaars in zee die zich tot het conceptuele karakter van de vaste verzameling verhouden. Helene Kröller-Müller vond al dat goede kunst wordt ingegeven door intellect, niet door emoties of gebaren – we hebben bijvoorbeeld geen expressionisten of Cobra in de verzameling. Die lijn is volgehouden.’

Zo kocht het museum onlangs een spectaculaire sculptuur van de Amerikaanse Roni Horn, bestaande uit twee wat platte, dikke tonnen van massief glas waarin de eeuwigheid en de oneindigheid huizen. ‘De Fransman Pierre Huyghe is ook een kunstenaar die hier past. Hij krijgt in de beeldentuin de beschikking over een terrein van 3750 vierkante meter (zie p. 48-53, red.). Die schaal moet je aankunnen! Heuvels van zand en aarde met allerlei begroeiing verrijzen in dat uitgestrekte veld. Als je daarin doordringt, stuit je op de verrassing: een cirkelvormige tuin met gewassen die op een bepaald tijdstip van het jaar in bloei staan om een reeks nationale feestdagen te vieren, zoals Pasen met narcissen, en Hanami, het feest van de kersenbloesem in Japan. Met in het midden van de cirkel een palm. Fantastisch, midden op de Veluwe een oase.’

Nieuw zicht op de beeldentuin

Deze zomer presenteert het Kröller-Müller Museum een monumentale ingreep in de beeldentuin. Met 3300 m3 zand en 45 verschillende gewassen creëerde de Franse kunstenaar Pierre Huyghe La Saison des Fêtes, een kunstwerk dat met de seizoenen verandert. Wij vonden dit project zo uniek dat we met ondersteuning van het museum deze special hebben gemaakt, waarin dit interview met directeur Lisette Pelsers, prominente Nederlanders over hun favoriet uit de beeldentuin en een portret van kunstenaar Pierre Huyghe.