Roman

Een Surinaams meisje uit een achterstandswijk op een categoriaal gymnasium, hoe gaat dat? Karin Amatmoekrim laat zien wat het is om tussen wal en schip te vallen, maar ook hoe je weer op het droge komt. Op het gym valt Sandra op door haar huidskleur, en vooral door haar afkomst. Voor de gelijkgestemde gymnasiasten is die interessant. Ze begrijpen niets van haar wereld, maar wijzen die ook niet af. Alleen een rancuneuze Janmaat-aanhanger weet haar feilloos te treffen, maar ze vloert hem met de karatetrap die ze voor de gelegenheid met haar ruige boezemvriendin Tanya heeft geoefend.

Ook al doet Sandra wat Tanya van haar verwacht, onwillekeurig schendt ze de straatjeugdcode als ze zich tegenover de rector voor haar daad moet verantwoorden: ‘Als je in de wijk ruzie met iemand had, verklikte je hem onder geen voorwaarde. Wel aan je vrienden, maar zeker niet aan leraren. Dat was verraad. Tanya had daar een hekel aan. Sandra ook. Vroeger dan. Op het gymnasium waren de regels...