Bij de eerste vraag valt de schrijver me al direct in de rede. Hij wil, zegt hij met klem, tijdens het interview niet bij zijn echte naam worden aangesproken.

Hij heeft die naam dan wel prijsgegeven in Gesloten huis, maar op dit moment is hij ‘weer gewoon’ Nicolaas Matsier (53). ‘Je eigen naam in de krant is alleen maar solliciteren naar ongewenste telefoongesprekken.’ Van collega’s kent hij de verhalen over ‘gekken rond schrijvers, compleet met bedreigingen en stenen door de ruiten. Die mensen beelden zich in dat jij hun gedachtegoed hebt gestolen.’ En ook in literair-technisch opzicht is een pseudoniem van belang. ‘Zeker bij schrijvers zoals ik, bij wie je als lezer kunt uitgaan van een groot gebruik van eigen ervaringen. Daardoor ontstaat al snel de indruk van gefundenes Fressen. Alsof je oeuvre je al wordt aangeboden zodra je het raam maar openschuift.’

Een treurig misverstand, vindt Matsier. Met dezelfde ervaringen zijn er nog ontelbare ándere scheppingen mogelijk. ‘Al...