Dagboek uit Gaza (II)

Woensdag 7 januari 2009

We bivakkeren boven op elkaar in één kamer. Voor mijn broer en zijn familie is het te onveilig om op de bovenste verdieping te slapen. De huisbevingen zijn ongelofelijk eng. Wael en ik delen een smalle matras op de vloer. We kijken naar foto’s op mijn mobieltje en proberen het oorlogsorkest buiten te negeren. Binnen een paar minuten ligt hij te slapen. De mobiele telefoon houdt hij in zijn ene hand, zijn duim heeft hij in zijn mond. Wael slaapt met zijn ogen half open, alsof hij geen moment wil missen. Hij is dol op mijn mobiele telefoon, zou het liefste de hele dag foto’s nemen. Maar dat kan niet, omdat dan de batterij te snel leeg zou zijn.

Om vijf uur ’s ochtends – ik ben diep in slaap – begint Wael met zijn vingertjes te friemelen op mijn gezicht. Eerst op mijn voorhoofd, dan bij mijn mond en dan begint hij zachtjes in mijn oor te fluisteren. ‘Ik praat heel zachtjes omdat ik je niet wakker wil maken,’ zegt hij.

‘Wat zeg je? Ik...