Plaats van leven

Wat mist u?

‘Mijn vaderland voelt als een moeder. Op mijn negentiende, in 1968, ben ik van huis gegaan. Gevlucht voor het communisme, naar Nederland, naar de vrijheid. Dat deed pijn, maar achteraf ben ik er blij om. Het lijkt me ook niet alles om je leven lang bij je moeder te blijven inwonen. Maar om haar niet eens te mogen bezoeken, dat was zwaar. Tussen 1968 en 1989 mocht ik het communistische Tsjecho-Slowakije niet in. Op die ene uitzondering na, die ik aan het slot van mijn boek ook beschrijf. In 1981 mocht ik van het regime op voorspraak van mijn daar beroemde broer aan het bed van mijn stervende vader verschijnen en zijn begrafenis bijwonen.’

In uw boek spreekt u nauwelijks liefde voor uw vaderland uit.

‘Dat komt door de vanzelfsprekendheid ervan. Ik vind het voor de hand liggend dat iemand van zijn geboorteland houdt, maar misschien ligt het aan de situatie. Van een geknecht vaderland ga je ontiegelijk veel houden. De vijand mag het dan wel innemen, maar...